diensten gehad hebben, daar hij, in 1667 Kolonel zijnde, het kommando had over de landmilitie en zeesoldaten op 's lands vloot gedurende de overwinning op de Britten onder de Ruiter op den Teems, en als zoodanig de op de hoek van het eiland Chepay gelegene sterkte Sheerness bemagtigde. Zijn zoon, insgelijks Thomas geheeten, werd in 1656 bij resolutie van Hunne Hoogmogenden, in aanmerking nemende de goede diensten door zijnen vader aan den lande bewezen, tot kapitein van eene kompagnie krijgsknechten bevorderd, nam in dien rang deel aan genoemde expeditie onder de Ruiter op den Teems en sneuvelde in den slag bij Senef op den 11den Augustus 1674.
Zie Brandt, Lev. van de Ruiter. bl. 569; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XII. bl. 252; Kok, Vaderl. Woordenb.; Bosscha, Neêrl. Held. te Land. D. II. Bijlagen bl. 3; de Jonge, Geschied. van het Nederl. Zeewez. D. II. St. II. bl. 423-429.