Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
Willem Jan Batist van Dielen en Anna Apollonia Decker, die, tot op zekere hoogte, het huisselijk boven het openbaar onderwijs verkozen, had hij zijne vorming geheel te danken, en door de lessen van zijnen verstandigen vader met de noodige kundigheden toegerust, woonde hij van 1788 tot 1792 de lessen in de regtsgeleerdheid aan de Hoogeschool in zijne geboortestad bij, en werd den 6den Maart van laatstgenoemd jaar tot Doctor in de beide regten bevorderd. Na in 1808 tot wethouder der stad Utrecht verkozen te zijn, werd hij, na de inlijving van ons land bij het Fransche keizerrijk, tot Maire van die stad benoemd, welke moeijelijke betrekking hij den 13den Junij 1811 aanvaardde, en niet alleen tot groot nut zijner geboorteplaats, alhoewel slechts korten tijd, waarnam, maar zich ook door zijnen rijk begaafden geest en voortreffelijken aanleg zoo zeer bij Keizer Napoleon wist bemind te maken, dat hij daardoor meer dan anderen vermogt, en die invloed op den alleenheerscher niet anders dan tot het welzijn der stad dienstbaar maakte. Slechts weinige maanden stond de edele van Dielen aan het hoofd der Utrechtsche regering; en hij, die in de hagchelijke dagen nog zoo nuttig en onmisbaar was voor de stad en Academie, werd den 31sten Januarij 1812 tot hooger leven opgeroepen. Niet alleen als regent was van Dielen groot en schier ongeëvenaard, ook als beoefenaar van letterkunde, niet onverdienstelijk dichter, keurig landschapschilder en kenner van vreemde talen, verdient hij genoemd te worden. Hij hanteerde daarbij met goed gevolg de etsnaald, en paarde bij al die kundigheden een hoogst innemend uiterlijk, aangenamen omgang, waardigheid en eenvoud in zijne handelingen, liefde tot godsdienst en deugd en eenen onbegrensden zucht om anderen wel te doen en voor anderen nuttig te zijn. Van Dielen was door Koning Lodewijk vereerd met de Unie orde, en door Keizer Napoleon met het legioen van eer. In Mei 1799 was hij gehuwd met Johanna Singendonck en bij deze vader van onderscheidene kinderen.
Zie Algem. Konst- en Letterb. 1812. D. I. bl. 114; (N. van der Monde), Tijdschr. voor Geschied. enz. van Utr. D. III. bl. 179-199; Kist en Royaards, Arch. voor Kerk. Geschied. D. IV. bl. 307; Kramm, Lev. en Werk. der Kunstsch. |
|