Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 147]
| |
den voorgaande, werd te Delft geboren en naar die stad bij den doop Delphicus genaamd, terwijl de destijds aldaar regerende burgemeesters, als getuigen, daarbij tegenwoordig waren. Hij werd koninklijke Rijksraad van Zweden, Maarschalk Generaal der krijgsmagt en in 1667 buitengewoon Ambassadeur wegens dat hof bij den staat der Vereenigde Nederlanden. Hij werd, den 15den Maart van dat jaar zijne geboortestad bezoekende, door den magistraat plegtig, onder het luiden der klokken en het losbranden van het kanon, binnengehaald, op welke feestelijke inhaling, door Nicolaus Lilius à Westerhoven, inwoner van Delft, doch van Bohemen geboortig, een Latijnsch vers gemaakt is. Hij trok vervolgens als gezant naar Engeland, en overleed te Londen, nalatende bij zijne gemalin, Anna Gravin van Oxenstiërna, een zoon, Frederik Christoffel, en twee dochters, Carolina Eleonora en Amalia Ludovica.
Zie van Bleyswijck, beschrijv. der stad Delft, bl. 839, 840; Hoogstraten, Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb. D. XI. bl. 180, 181. |
|