aangesteld tot hoogleeraar aan de universiteit van het koningrijk Navarre te Orthez, welke instelling in 1591 naar Lescar werd verplaatst. Daar deze laatste stad geheel katholiek was, schijnt het dat ontevredenheid met die verplaatsing, als ook met de afzwering van Hendrik IV, hem bewogen heeft in 1594 een beroep als predikant naar Castres in Languedoc aan te nemen, waar hij in 1596 overleed. Zijne afbeelding ziet op onderscheidene wijzen het licht.
Danaeus was een zeer geleerd man en zijne talrijke geschriften, 51 in getal, leveren daarvan het voldingend bewijs. Daar hij evenwel, noch door geboorte, noch door langdurig verblijf hier te lande, als landgenoot kan worden aangemerkt, en wij hem alleen om zijn kortstondig verblijf te Leiden als hoogleeraar hebben moeten vermelden, gaan wij die geschriften schier stilzwijgend voorbij, doch willen alleen op de voornaamste derzelven wijzen. Daartoe behooren:
De Veneficis olim sortilegis, nunc sortiariis dictis Dialogis. Genev. 1573. In dit werk handelt hij breedvoerig over de betrekking, waarin de booze geest tot toovenaars en waarzeggers zou bestaan.
Ethices Christianae libri tres, in quibus de veris actionum humanarum principiis agitur, Genev. 1577. In dit werk behandelt Danaeus het eerst onder de Hervormden de christelijke zedeleer op eene wel schoolsche, doch voortreffelijke wijze, zonder het verband tusschen geloofs- en zedeleer uit het oog te verliezen.
Geographiae poeticae ex vetustissimis quibusque latinis poëtis collectae libri quatuor, Genev. 1580, 8o.
In de Nederduitsche taal zijn van hem uitgegeven.
Het leven van Paulus, Amst. 1682, 8o.
Antwoorde Lamberti Danaei, - op drie voorghestelde vragen nopens het ampt der overheijt in de regeeringhe der Kercken enz. Mitsgaders een cort en claer bewijs, dat de verkiesinghe en de afsettinghe der Dienaren des Goddelijken Woorts enz. niet en staet bij de Borgherlijke Magistraet maar bij de Kercke enz. door Arnoldus Cornelii. Delft, 1613.
Over de eerlijke kleedinge der Christenen, 8o.
Al zijne Godgeleerde werken zijn te Genève in 1583 bij elkaâr uitgegeven en aldaar in 1654 herdrukt, beiden in folio.
Zie Meursius, Ath. Batav. p. 127-129, met zijn portret; Trigland, Kerkel. Geschied., bl. 180; Niceron, Mémoires, T. XXVII. p. 21-36, waar al zijne werken worden opgesomd; te Water, Hist. der Herv. Kerk te Gent, bl. 133-135 en Aanhangs. bl. 30, 31; Saxe, Onom. Lit., T. III. p. 456; van Abkoude, Naamreg. van Ned. Boek, D. I. St. I, III; Kok, Woordenb., D. XI. bl. 41; Ypey, Geschied. van de Christ. Kerk in de achttiende eeuw, D. VIII. bl. 296-298, D. X. bl. 636; Siegenbeek, Geschied. der Leids. Hoogesch., D. I. bl. 35-37, D. II. Toev. en Bijl. bl. 62, 63; Kist en Royaards,