Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 4

[Pieter van Damme]

DAMME (Pieter van), werd geboren te Gent in 1728 en overleed te Amsterdam in 1806. Hij was boekhandelaar te Amsterdam, directeur van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen te Vlissingen, lid van de koninklijke maatschappij te Göttingen enz. Hij maakte zich zoowel binnen- als buitenslands beroemd, door zijne rijke verzameling van boeken, penningen, munten en door zijne veelomvattende kennis. Hij gaf van de laatste een bewijs door zijne bij Teyler's tweede genootschap in 1784 met goud bekroonde verhandeling op de vraag:

Welke is de eerste oorsprong der wapenschilden van familiën, vorsten, landen, en wanneer zijn dezelve allereerst gebragt op de Europeesche munten. (Niet in de werken van dat genootschap opgenomen,

Voorts is van hem uitgegeven:

Bericht van eene talrijke verzamelinge van Grieksche, Romeinsche en andere Penningen enz. geplaatst in de werken van het Zeeuwsch genootschap der wetenschappen, D. IV. (1775), bl. 419-452.

Aanhangsel tot de eerste Afdeelinge van 't Bericht der talrijke Verzamelinge van oude penningen. In dezelfde werken D. V. (1776) bl. 603-608.

Recueil de médailles de rois Grecs de notre Cabinet. Amst. 1793, fol.

Aan de bijeenbrenging van zijne verzameling penningen had van Damme eene halve eeuw besteed; hij schonk dezelve bij uitersten wil aan de maatschappij tot nut van 't algemeen, die haar den 21^sten Maart 1806 in het openbaar deed verkoopen. De catalogus, uit 340 bladzijden in groot octavo bestaande,

[p. 48]

werd zamengesteld door den heer W.H. van Westreenen. De catalogus der boeken besloeg 230 bladzijden; beide worden wegens de aanteekeningen en ophelderingen, bij een groot aantal artikelen geplaatst, bij de liefhebbers bewaard.

De afbeelding van van Damme, naar Pothoven door Bogerts, ziet het licht.

Zie Saxe, Onom. Lit., T. VIII. p. 446; Konst- en Letterb., 1806, D. I. bl. 98; de Jong, Alphab. lijst van Boek.; bl. 665, 666; Nieuwenhuis, Woordenb. van Kunst. en Wetensch., Aanh., D. II. bl. 249-250; v. d. Chijs, Verh. over de Verd. der Nederl. in de beoef. der Algem. Munl- en Penningk. bl. 19; Muller, Cat. van Portrett., bl. 68.