veldtogt in Noord-Holland, onder Brune, bij, nam deel aan den slag hij Bergen en aan dien bij Castricum, tegen het Engelsch-Russische leger, en werd tot loon zijner dapperheid, door den eersten consul, in 1803 met een paar pistolen vereerd, en het volgende jaar tot officier van het legioen van eer aangesteld. In 1805 bij het groote leger overgeplaatst, had hij het bevel over de tweede divisie van het legerkorps onder den maarschalk Soult, overmeesterde den 4den October de brug bij Donauwerth, drong den 9den Augsburg binnen, woonde de onderscheidene daarop gevolgde gevechten bij, nam 3000 man krijgsgevangen, en werd, na den slag bij Austerlitz, tot grootkruis van het legioen van eer benoemd. In den veldtogt van 1809, wist hij zich wederom, aan het hoofd der Wurtembergers, met roem te overladen. Een geschil met den koning van Westphalen, Jerome Bonaparte, deed hem in 1812 in ongenade vallen, en hij ontving bevel om zich naar Cassel te begeven. Op het laatst van 1813 weder in dienst gesteld, werd hij, na in onderscheidene gevechten met atwisselend geluk gestreden te hebben, den 30sten Augustus des volgenden jaars, bij Kulm, door de Russen en Pruissen omsingeld en gevangen genomen. Na den vrede van 1814 in Frankrijk teruggekeerd, ontving hij den 10den October bevel, om Parijs te verlaten, welke maatregel men toeschreef aan de herinnering der wreedheid, waarmede van Damme in het begin der omwenteling tegen de emigranten gewoed had. Na de terugkomst van Napoleon werd hij tot pair van Frankrijk benoemd, en ontving het bevel over de tweede divisie van het leger en later dat over het derde legerkorps onder den Generaal Grouchy, aan welks hoofd hij aanvankelijk groote voordeelen behaalde, maar zag zich, nadat de slag bij Waterloo verloren was, genoodzaakt terug
te trekken. Na het verdrag van St. Cloud, kreeg hij bevel om zich te Vierzon te vestigen. Volgens koninklijk bevel, van den 17den Januarij 1816, Frankrijk moetende verlaten, begaf hij zich cerst naar Gent, maar geen vergunning kunnende bekomen, om aldaar te verblijven, vertrok hij naar Noord-Amerika. Na een verblijf van twee jaren van daar teruggekeerd, hield hij zich sedert 1824, met toelating van het Nederlandsche gouvernement, op een zijner landgoederen in de omstreken van Gent op. Hij overleed in zijne geboorteplaats den 15den Julij 1830. Om zijne ijverige medewerking in den strijd tegen de Engelschen en Russen in Noord-Holland, waaromtrent men uitvoeriger de hier aangehaalde bronnen kan raadplegen, en wegens den invloed welken hij gedurende zijn verblijf hier te lande op het krijgswezen van de Bataafsche republiek heeft uitgeoefend, mogten wij hem hier niet voorbijgaan, en gepast kwam ons alzoo de opname voor, van een artikel over hem, door onzen voorganger, in zijn aan te halen werk, medegedeeld bij gelegenheid der vermelding van des generaals insolente conduite.