de pest in 1398 ook de Broeders aantastte, en Florens zich met eenige broeders deswege naar Amersfoort begaf, werd van den Bussche gedurende diens afwezigheid tot Rector aangesteld. Weldra echter insgelijks door de vreesselijke ziekte aangetast, bezweek hij daaraan den 25sten Julij 1398. Aemilius van Buren die hem zorgvuldig oppaste gaf een omstandig berigt over zijn afsterven, bij Thomas à Kempis, de Vitis discipulorum D. Florentii, te vinden.
Den brief door Lubbert op zijn ziekbed aan Florens geschreven en dien van dezen na zijn afsterven aan de Deventer Broeders, vindt men bij Dumbar, Anal I. p. 43-45, 98-101. Lubbert had voor zichzelve opgesteld eenige exercitiën of oefeningen in de devotie, waaruit Thomas à Kempis eenige uittreksels mededeelt.
Zie Thomas a Kempis, de Vitis discipul. D. Florentii, IV. V, VI; Dumbar, Anal., Tom. I. pag. 6, 22, 23, 42-46, 226; Foppens, Bibl. Belg., pag. 822; Paquot, Mem. Lit., Tom. X. pag. 316; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn), Kerk. Outh., D. VI. bl. 633; de Chalmot, Biogr. Woordenb., D. II. bl. 370 en 371; Biogr. Univ.