Zoltkamp, maakte Busch zich meester van eenen post te Oostmahorn in Friesland, waar de Onder-Officier met zijne kanonniers insgelijks in dienst van het Groningsche Departement werd overgenomen en het geschut met den overigen krijgsvoorraad naar Groningen gevoerd.
Den 28sten November vertrok Busch, met ongeveer 300 man van de Nationale Garde, benevens de kompagniën Burger-Kanonniers met vier veldstukken, naar Appingedam, ten einde tot insluiting van de vesting Delfzijl mede te werken. Waaraan hij dan ook een krachtdadig deel nam en meer dan eens blijken van persoonlijken moed gaf. Toen den 2den Februarij 1814, met onderlinge overeenstemming tusschen de hoofden van het Pruissisch krijgsvolk en den Kolonel Busch, alles gereed was tot het nemen van nadrukkelijke maatregelen om den vijand, ware het mogelijk, tot overgave van de vesting te noodzaken, ontving laatstgemelde op het onverwachtst van den Generaal-Majoor Otto Graaf van Limburg Stirum, die zich te Groningen bevond, bevel om met de Nederlandsche troepen, onder zijne bevelen staande, geen deel te nemen aan den voorgenomen aanval op de vesting, en slechts verweerender wijze tegen den vijand te werk te gaan. Bij dit bevel was gevoegd een brief aan den Franschen Bevelhebber te Delfzijl, om den vijand door redenen te overtuigen, dat zijn belang vorderde de vijandelijkheden te staken, en de vesting aan den wettigen Vorst der Nederlanden over te geven. Het een en ander in eene vergadering van Hoofd-Officieren medegedeeld zijnde, besloot men den brief niet af te zenden en te beproeven den Generaal tot andere gedachten te brengen. Doch deze bleef bij zijn gegeven bevel volharden, het welk ten gevolge had, dat de Bevelhebber van het Engelsche krijgsvolk dadelijk aftrok, en zich weder aan boord van de schepen begaf. De Pruissische Majoor Friccius maakte zich mede gereed om het beleg te verlaten; doch Busch werd den volgenden dag, nadat hij, met voorkennis en goedkeuring van den Majoor Friccius andermaal geweigerd had den voornoemden brief aan den Franschen Bevelbebber af te zenden, door den Generaal Graaf van
Stirum gelast het bevel aan den Kolonel Valkenburg over te geven, en zich, hetzij te Appingedam of te Groningen, in arrest te stellen. In Maart daaraanvolgende werd echter door den Souvereine Vorst aan Busch weder het bevel opgedragen en den 23sten Mei mogt deze het genoegen smaken, aan het hoofd onzer troepen, het bij onderhandeling overgegane Delfzijl binnen te rukken. Voor zijnen betoonden moed in het beleg van Delfzijl ontving hij de Militaire Willemsorde 3e klasse.
Na den opstand der Belgen in 1830 ontmoeten wij Busch weder in de gelederen onzer dapperen, voerende in den Tiendaagschen veldtogt de 2e Brigade der Reserve divisie aan; en in 1834 ontving hij de Ridderorde van den Nederlandschen Leeuw. Na zich alzoo wanneer het Vaderland zich in gevaar vond in de rijen van zijne verdedigers te hebben geschaard, overleed hij den 18den