[Reinier Budelius]
BUDELIUS (Reinier), geboren te Roermond omtrent het midden der zestiende eeuw, legde zich op de Regtsgeleerdheid toe, en verkreeg den graad van Licentiaat in die wetenschap. Hij maakte ook eene bijzondere studie van al hetgeen de fabrijk, het gewigt, de essay, het gehalte enz. van het gemunte geld betreft; hij was ongemeen ervaren in dat vak, het welk hem ook bekend maakte met Ernst van Beijeren, die in 1583 aan het Aartsbisdom van Keulen geraakte; die Vorst vertrouwde hem de bestiering der muntzaken, zoowel in Westphalen als in zijne Staten aan den Rijnkant gelegen. Budelius droeg in 1591 aan hem het werk op, bevattende de schrijvers welke over dit onderwerp gehandeld hebben, ten titel voerende:
De Monetis et de re nummaria, libri II, quorum primus artem cudendae monetae: Secundus vero quaestionum Monetariarum decisiones continet. His accesserunt Tractatus varii atque utiles, nec non Consilia, singularesque additiones, tam veterum, quam novorum Autorum, qui de Monetis earumque valore, liga, pondere, potestate, mutatione, variatione, falsitate ac similibus scripserunt, cum summariis et indice copioso. Colon. 1591. 4o.
Ook beoefende bij de Latijnsche Dichtkunde, zoo als blijkt uit een Elegia van zes bladzijden, aan het hoofd van M. Eisengrein de Certitudine Gratiae. Colon. 1569. 12o.
Budelius overleed in 1597.
Zie de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Aardrijksk. Woordenb. der Nederl., D. IX. bl. 597, waar hij abusivelijk Jacobus genoemd wordt; Biogr. Univers.