Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Gualtherus de Bruyn]BRUYN (Gualtherus de), geboren te Amersfoort, den 1sten Mei 1618, werd in 1635 naar Utrecht ter Hoogeschool gezonden, alwaar hij eerst eenige jaren in de Wijsbegeerte studeerde en die tijd zoo wel besteedde dat hij in 1640 Doctor in die wetenschap werd, na het verdedigen van eene verhandeling: over het kwaad en dat, hetgeen tegen willig en hetgeen vrijwillig geschiedt en over den | |
[pagina 1533]
| |
loop der sterrenGa naar voetnoot(1). Vervolgens legde hij zich op de Godgeleerdheid toe, waarin hij tot leermeesters had Gijsbert Voetius en Meindert Schotanus. In 1641 werd hij tot Predikant te Hagenstein en drie jaren later te Utrecht beroepen. Den 25sten Januarij 1653, door de Bezorgers van de Hoogeschool te dier stede, tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid benoemd, deed hij den 6den Februarij 1653 zijne Inwijdings-redevoering: overde Zeden van eene GodgeleerdeGa naar voetnoot(2), na dat drie dagen te voren aan hem volgens gewoonte, de graad van Doctor in de Godgeleerdheid was verleend; bij welke gelegenheid hij eene verhandeling in het licht gaf: over de twee Goddelijke VerbondenGa naar voetnoot(3). Zeer korte tijd trok de studerende jeugd nut van zijne lessen, want den 7den Julij van dat zelfde jaar daalde hij reeds ten grave; hetwelk dan ook de reden is, dat er van zijne onder handen hebbende lettervruchten, niets in het licht is verschenen dan: Dissertationes Academicae de Scriptura Novi Testamenti adversus Simonem Episcopium. Duae Dissertationes Academicae ad Historiam de conceptione Christi.
Zie Burman, Traject. erud., pag. 34-36; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VIII. bl. 1116; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Univers.; Glasius, Godgel. Nederl. |
|