[Theodorus van Brussel]
BRUSSEL (Theodorus van), werd, na volbragte studiën, in het jaar 1748 Predikant te Zuid-Polsbroek, bij Schoonhoven, doch in 1765 afgezet zijnde, vestigde hij zich te Amsterdam, en beoefende mede de Oudheidkunde, zoo als blijkt uit het door hem uitgegeven
Aanhangsel tot Ludolf Smids M.D. Schatkamer der Nederlandsche Oudheden; of zaakelyk Woordenboek, behelzende Nederlands Steden en Dorpen, Kasteelen, Slooten, Heerenhuizen, Oude Volkeren, Rivieren, Vermaarde Luiden in Staat en Oorlog, Oudheden, Gewoonten en Landswijzen. Amst. 1778. 8o, met pl., waarin hij ook door het hier en daar inlasschen van dichtregelen van zijne hand doet zien, dat hij somtijds de Nederlandsche lier hanteerde, maar tevens bewijst, dat hij meer verdiensten als Oudheidkundige dan als Dichter bezat. Later was hij schrijver van de destijds veel gerucht makende Diemer- of Watergraftmeersche Courant, welke boven andere Nieuwspapieren zich door stoutheid van schrijven onderscheidde; van Brussel werd deswege in 1783 door den Fiskaal van het Hof van Justitie in 's Gravenhage gedagvaard, doch men vindt niet vermeld, wat hiervan het gevolg geweest zij.
Zie Vaderl. Hist. ten verv. op Wagenaar, D. VI. bl. 381 en 382 Biogr. Woordenb. van Nederd. Dicht. ten vervolge op Witsen Geysbeek, uit partikuliere berigten aangevuld.