Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1497]
| |
den 4den September 1810, legde zich aan de Hoogeschool te Leiden op de Godgeleerdheid toe, werd in het jaar 1833 Proponent, in 1834 Predikant te Balk, in 1843 te Vlissingen en in 1848 te Middelburg, waar hij den 27sten April 1850 overleed, bij zijne echtgenoote Berendina Antonia Nibbelink nalatende 3 zoons en 2 dochters. Hij heeft in het licht gezonden: Godsdienstige viering van den 6den December 1840, of ernstige opwekking aan Nederlands inwoners, tot het opzenden van het dringend, veel omvattend en zegenrijk gebed voor de regering van Willem II, op Hoogsdeszelfs eersten verjaardag na de plegtige inhuldiging als Koning der Nederlanden op den 28sten November 1841, in eene Leerreden over Psalm LXXII:1, 2. Sneek 1840. gr. 8o. Tweetal leerredenen, gehouden tot afscheid en intrede te Balk en te Vlissingen. 1843. gr. 8o. Over de grootheid van Jezus. Vliss. 1845. gr. 8o. De hooge waarde en het regte gebruik der Vrijheid. Leerrede ter gedachtenis van den Munsterschen Vrede. Midd. 1848. gr. 8o Ook heeft hij op het einde van zijn leven 12 Leerredenen uitgezocht, welke op zijn verzoek na zijne dood door zijne collega's zijn uitgegeven.
Zie Brinkman, Alphab. Naaml. van Boeken, uit familiepapieren aangevuld. |
|