Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johannes de Bruine]BRUINE (Johannes de), de zoon van behoeftige ingezetenen te Balk, in Friesland, waar hij den 7den Augustus 1657 geboren werd, leerde in zijne jeugd een handwerk, doch oefende zich tevens met ongemeenen lust in de kennis der goddelijke waarheden. Eenige gegoeden sloegen de handen ineen en zonden hem op hunne kosten naar de Latijnsche school en vervolgens naar de Akademie van Franeker, waar hij onder Campegius Vitringa, Johannes à Marck, Hermannus Witsius, Johannes van der Waeijen enz. zich in de Fraaije Letteren, Wijsbegeerte en Godgeleerdheid oefende. Welhaast onderscheidde hij zich onder de leerlingen van van der Waeijen, die, bekoord door 's jongelings vlugheid, schranderheid en ijver, hem bij zich aan huis nam, en zijn leidsman werd, bij het nasporen van den waren zin en de regte beteekenis der boeken des Ouden Verbonds en vooral der Profetische schriften. Nadat hij nu, na vijf jaren aan die Hoogeschool vertoefd te hebben, den 31sten Januarij 1682 tot de Predikdienst was toegelaten, liep het gerucht - dat de gemeente van Nieuw Brongerga het oog op hem had geslagen. Dit was een steen des aanstoots voor de Broederen in de Classis van Zevenwolden, dewijl hij bij hen verdacht was de nieuwigheden te zijn toegedaan; welke men zeide dat van der Waeijen aankleefde; de Classis zond diensvolgens eene Commissie aan den Collator Daniel de Blocq van Scheltinga, Grietman van Schoterland, om te verzoeken ‘dat Zijn Wel-Ed. goede agt geliefde te nemen, dat te zynder tyd in de gemeente mogte worden beroepen, een persoon gezond in leere en gevoelen.’ Die pogingen waren echter vruchteloos: de Bruine werd te Nieuw-Brongerga beroepen en het beroep den 26sten April 1684 der Classis ter goedkeuring aangeboden, doch de approbatie geweigerd, ‘zo lang als het Appel van de Classis tegen de sententie der Deputaten Synodi, in de zaak van D. Giffen niet | |
[pagina 1495]
| |
was geëindigdGa naar voetnoot(1).’ Den 5den Julij werd het verzoek om approbatie op nieuw gedaan en toen goedgekeurd, nadat alvorens de Bruine was gewaarschuwd, zich te onthouden van alle schadelijke nieuwigheden en in het bijzonder van de 22 Artikelen, bij gelegenheid der oneenigheden met van Giffen door de Classis van Zevenwouden ontworpen en der Synode te Dockum overgeleverd. Naauwelijks was hij bevestigd en den 7den September als Lid van de Classis erkend, of hij werd weder in moeijelijke omstandigheden met de Classis gewikkeld, bijzonder spruitende uit de vrijheid, die hij, zeer ervaren in de oude talen, gebruikte in het tegenspreken en afkeuren van de nieuwe overzetting des Bijbels; doch, naar het oordeel van de Classis, zonder genoegzame reden en het ging zoo verre, dat hem in 1683 door de Synode bevolen werd, ‘van alle zoodanige Stellingen en Expressien in het tauxeren der overzettinge zich te onthouden, onder bedreiginge van swaardere censure.’ De oneenigheden met de Classis bleven voortduren, en verdroten hem zoo, dat hij eindelijk in 1685 der Synode te Bolsward verzocht, ‘dat zij toch een heilzaam middel mogt uitvinden, tot slissing en demping der oneenigheden,’ doch in het jaar 1686 werd hij naar Stavoren beroepen, voorts in het jaar 1688 naar West-Zouburg in Zeeland, en in 1691 naar Zalt-Bommel, voor welke twee laatste beroepen hij om bijzondere redenen bedankte. Beter slaagden die van Wezel, alzoo hij der roepstemme van daar op den 9den Februarij 1694 gehoor gaf, waarna hij in 1701 door die van Dordrecht en laatstelijk in 1705 door de gemeente van 's Gravenhage werd beroepen, in welke beide gemeenten, zoowel als in de vorige, hij met veel vrucht en stichting zijne bediening heeft uitgeoefend, en de achting en liefde van velen tot zich heeft getrokken; niet alleen om zijne uitnemende predikgaven, maar ook om zijnen welmeenenden ijver en godsvrucht, die tot aan zijne dood toe, welke den 4den September 1722 voorviel, vurig werkzaam gebleven is. Bij zijne huisvrouw Elizabeth Imbregts verwekte hij een zoon Samuel Koenraad de Bruine, die volgt. Johannes de Bruine heeft door den druk gemeen gemaakt: Euangelische Waarheden. 4o. Afscheidpredikatie van Dordrecht, uit Hand. XX vs. 32 Dordr. 8o. Voorbeeld van de pligt van een Leeraar van 't N.T., Intreepredikatie in 's Gravenhage. 's Gravenh. 1705. 8o. Eerste beginselen der woorden Gods. 's Gravenh. 1707. 8o, hetwelk door de schrijvers der Unschuldige Nachrichten von alten und neuen Theolog. Sachen. 1707. S. 415, eene geleerde Catechismus, duidelijk en net, in vragen en antwoorden opgesteld, genoemd wordt en vijf malen herdrukt is, de laatste maal onder den titel van: | |
[pagina 1496]
| |
Eerste beginselen der Woorden Gods, met eene belydenispredikatie; de 5e druk vermeerdert met de Afscheid- en Intreepredicatie van Dordrecht en 's Gravenhage. Amst. 1740. 8o. Korte leydinge tot een regt begrip van de eerste beginselen der Zaligmakende Waarheid. 's Hage 1708. 8o, hetwelk zes drukken beleefde, de laatste onder den titel: Kort begrijp van de Zaligmakende Waarheeden voor die zig tot hun Geloofsbelijdenis willen bereiden, met eene korte schets door deszelfs zoon S.K. de Bruine. Amst. 1741. Leyding der gedagten tegen de Sociniaansche Hebreeuwen over de Drieëenheid der Godheid. 1716. 8o.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Ordre der Feest- en Passie-teksten in de kerken van 's Graavenhaage, bl. 178; Engelsma, Volgl. der Predik. van Zevenwouden, bl. 173-175; van Abkoude, Naamreg. van Nederd. Boeken, D. I. St. I en III; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Schotel, Kerk. Dord., D. II. bl. 110-115; Glasius, Godgel. Nederl. |
|