[Maria de Bruin]
BRUIN (Maria de), geboren te Amsterdam, omstreeks het midden der vorige eenw, was eene dochter van den Muzijkant en Dansmeester de Bruin en van zekere A... de B...., die eerst op den Amsterdamschen Schouwburg en vervolgens, te Rotterdam speelde. Maria trad ook als Tooneelspeelster eerst te Amsterdam en daarna te Rotterdam op, waar zij, die eene zeer goede aktrice was, na het overlijden van hare onders, de Direktie van het tooneel op zich nam. Doch hierbij veel verloren hebbende, moest zij die opgeven en reisde vervolgens eenige tijd met een eigen gezelschap en eene zoogenaamde tent; daarna begaf zij zich als kostjuffer in een klooster te Antwerpen, doch ging weder daaruit en woonde vervolgens te Rotterdam, bij de weduwe Punt, was later Kasteleinesse van den Rotterdamschen Schouwburg en ging van daar op nieuw naar het klooster, maar keerde ook weder daaruit naar Rotterdam, waar zij overleed. Zij wordt geroemd als goed in het treurspel en zeer fraai in het blijspel spelende, als redelijk dansende en zingende, keurlijk kunnende schermen, en zich in mans kleeding zeer goed voordoende.
Zie van Halmael, Bijdr. tot de Geschied. van het Tooneel, bl. 101 en 102.