[Lodewijk van Brugge]
BRUGGE (Lodewijk van), Heer van Griethuizen, was een Vlaamsch Heer van hooge geboorte en grooten rijkdom, Ridder van het Gulden Vlies, Raadsheer en Kamerling van Filips den Goede, Hertog van Bourgondië, die hem eerst tot Stadvoogd van Brugge en daarna tot Stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland aanstelde. Nadat hij Stadhouder geworden was beschermde hij Eduard, Koning van Engeland, gedurende diens vlugt, en ontmoette na het herstel van dezen op den troon blijken van dankbaarheid, door zich tot Graaf van Wincester benoemd te zien. Hij bestuurde de zaken met lof tot na de dood van Karel den Stoute. Alhoewel door Maria in het ambt van Stadhouder bevestigd, kon hij zich niet staande houden tegen den stroom, die zich toen tegen alle vreemdelingen verhief en moest derhalve plaats maken voor Wolfert van Borssele. Later was hij uit naam der Staten van Vlaanderen voogd over Filips den Schoone.
Hij was getrouwd met Maria van Borssele. Eene zijner kleindochters was moeder van Lamoraal, Graaf van Egmond, die hierdoor vele zijner heerlijkheden erfde.
Zie van Mieris, Nederl. Historip., D. II. bl. 390; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 179 en 180, D. II. bl. 571.