begeren, dat hij niemand, ter oorzake van de Godsdienst, in hechtenis zetten zou. Na de vergadering te St. Truijen te hebben bijgewoond, hegaf hij zich in dienst onder Hendrik van Brederode en wierf eenig krijgsvolk aan; in 's Hertogenbosch hield bij heimelijk verstand met den Kapitein Anthonivan Bombergen.
Met zijnen broeder Gijsbert van Bronkhorst, die hier onder volgt, kwam hij te Amsterdam, daags nadat Brederode van daar vertrokken was. Veel moeite spilden zij, doch te vergeefs, om binnengelaten te worden; want zelfs de Onroomschen hadden besloten hen buiten te houden. Van daar voerden zij hun volk over het IJ, naar West-Friesland, en te Hoorn komende, namen de Bronkhorsten, ziende hoe hachelijk de zaken stonden, het besluit, om naar Friesland over te steken en voorts te trachten naar Emden te komen; doch zij werden door den schipper, die hen overvoerde, verraden en aan Ernst Mulart, Schout te Hasselt, en Kapitein van Johan van Ligne, Graaf van Aremberg, overgeleverd, te Harlingen opgebragt, van daar naar Vilvoorden en eindelijk naar Brussel gezonden, waar zij den 1sten Junij 1568 op een schavot onthoofd werden.
Zijne beeldtenis gaat in plaat uit, gegraveerd door Hubert Goltzius en daarna door Houbraken.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. III. bl. 169 (119), B. IV. bl. 238 (169); van Meteren, Nederl. Hist., D. I. bl. 409; Hooft, Nederl. Hist., bl. 136, 167; Halma, Toon. der Vereen. Nederl., D. I. bl. 120 en 121; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Boomkamp, Alkmaar, bl. 153; Wagenaar, Vaderl. Geschied., D. VI. bl. 125, 211, 231, 277; te Water, Verb. der Edelen, St. II. bl. 304; St. IV bl. 431-433; Kok, Vaderl. Woordenb., D. V. bl. 220, 221; Bijvoegs. op dat Woordenb., D. I. bl. 202 en 203; de Chalmot Biogr. Woordenb., D. II. bl. 127 en 128; van Spaen, Inl. tot de Hist. van Gelderl., D. I. bl. 321; Collot d'Escury, Holland's Roem, D. II. bl. 44 en 45, Aant. bl. III; Algem. Woordenb. der Zamenl., Afd. I. bl. 139 en 140.