Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Ernst Brinck]BRINCK (Ernst) of Brink, ook wel als Egbert Brinck voorkomende, zoon van Alphert Brinck, geboren in 1581 te Harderwijk, waar zijn vader Burgemeester was, deed in vroegere leeftijd vele buitenlandsche reizen, en bevond zich onder anderen van 1602 tot 1604 te Parijs, waar hij gediend heeft onder de gardes van den Koning van Frankrijk, en was waarschijnlijk ingeschreven bij de Universiteit. Van daar begaf hij zich naar Zwitserland. In 1606-1608 hield hij zich meest te Leiden op, denkelijk als student, doch deed intusschen in 1607, vermoedelijk gedurende de vacantie, eene reis naar Engeland, bij welke gelegenheid Johannes Izaäk Pontanus hem, in eenen brief, aan William Camden aanbeval, en hem beschrijft als een edelaardig en geleerd jongeling, die, onderschedene streken en Akademiën van Duitschland, Frankrijk en de Nederlanden bezocht hebbende, nu ook wenschte met | |
[pagina 1321]
| |
Engeland en de geleerden van dat rijk kennis te maken. Van 1612-1615 moet hij Secretaris van het Nederlandsch Gezantschap te Konstantinopel zijn geweest. Naar zijne geboortestad teruggekeerd, was hij reeds in 1618 Bibliothecarius van de boekerij der Veluwsche kwartierschool, en bekleedde achtervolgens onderscheidene stedelijke waardigheden, onder anderen in 1634 en meermalen die van Burgemeester. Ook wordt hij in 1641 vermeld als opgetreden Lid van den Schoolraad. Hoe dikwijls hij echter te voren reeds dien post bekleed had, is bij gebrek van aanteekeningen dien aangaande niet te bepalen. Hij heeft den Atlas van Mercator, door Hondius vermeerderd, in het Nederduitsch overgebragt en te Amsterdam bij Js. Jansonius in 1628 in langwerpig 4o uitgegeven, met eene zeer merkwaardige opdragt of voorrede van zijne hand aan Prins Frederik Hendrik. Almede schreef hij de voorrede voor den Atlas bij Blaauw. Amst. 1630. Ook bestaat er van hem eene Beschrijving van Harderwijk, medegedeeld door Blaauw in het Tooneel der steden. Wegens de belangrijke diensten, welke hij aan Pontanus, bij het vervaardigen en uitgeven der Geschiedenis van Gelderland, bewezen had, gaven hem de Staten van dat gewest 600 gulden ten geschenke. Ook verklaart Wilhelmus Baudartius in zijne Memorijen dat hij de meeste bijzonderheden van zijn verhaal der Turksche Ambassade aan Brinck te danken heeft. Hij was een der geleerdste en uitstekendste mannen van zijne tijd, die men mede als een liefelijk dichter vermeld vindt en overleed, den 4den December 1649, kinderloos, hebbende bij zijne huisvrouw Jella van Keppel, die in 1623 huwde, een zoon Lodewijk Brinck verwekt, die tot peet gehad heeft Vorst Lodewijk van Anhalt, doch, voor den vader, jong gestorven is. Op zijne herhaalde reizen heeft Brinck meer dan eenen vriendenrol aangelegd, welke allen in eene groote verzameling te 's Gravenhage berusten. Brieven door hem en Pontanus geteekend zijn medegedeeld door G. van HasseltGa naar voetnoot(1); zij betreffen de boekerij der Geldersche Hoogeschool. Zie A. Slichtenhorst, Toon. des Lands van Gelder, bl. 102; Pars, Naamr. van de Batav. en Holl. Schrijvers, bl. 173; Vonck, Voorr. voor Huygen Beschr. van Doesb., bl. LXIX en LXX, die hem verkeerdelijk ten Brinck noemt; Nieuw Biogr. Woordenb. der Nederl. Dioht. ten verv. op Witsen Geysbeek, waar hij abusivelijk Egbert Brinck heet; Bouman, Geschied. der Geld. Hooges., D. I. bl. 117, D. II. bl. 647; Harderwijk, Levensschets van Mr. Cornelis Haga, medegedeeld in het Jaarboekje voor de stad en het kant. Sohiedam 1848. bl. 32 en 33. |
|