[Jakob Bril]
BRIL (Jakob), geboren te Leiden den 21sten Januarij 1639, uit geringe ouders, zoodat hij in zijne jeugd op het wolspoelen besteld werd, gaf van zijne jeugd af blijken van zulk eenen godsdienstigen zin, dat hij niets onbeproefd liet om in de kennis van het Christendom toe te nemen en ook Katechizeermeester bij de Hervormden werd. Dan tot rijper jaren gekomen klaagde hij menigmalen aan zijne meest vertrouwde vrienden, dat hij, ofschoon in de gronden der Gereformeerde Godsdienst opgevoed, daarin geen voldoening voor zijn geweten kon vinden; alsmede niet in de stellingen van eenige andere gezindheid, weshalve hij zich in het vervolg ten eenemale afzonderde, en hoegenaamd geen openbare godsdienstoefening bijwoonde.
Sommigen waren van gedachten, dat zijne bijzondere denkwijze uit wezenlijke overtuiging voortkwam, anderen dat men die aan warzucht en laatdunkendheid moest toeschrijven. Hoe dit zij Brils gevoelens, in zijne schriften verspreid, komen hierop neder: ‘De eehte Christen staat, als een nieuw mensch in het Goddelijk licht, hetwelk in zijn binnenste brandt, en een helderder schijnsel geeft, dan dat der goddelijke openbaring. Christus kent hij in den geest, en niet meer naar het vleesch. Hij is als Christen geheel geestelijk, levende in de liefde, nederig, klein, lijdelijk. Zelfverloochening is het doel zijns strevens; hij streeft er naar, om in zijn eigen niet weg te zinken, om, als een nieuw, hooger wezen der natuur van God deelachtig te worden, om één te zijn met God, om in God verzadigd te zijn.’
Hij was eerst een Voetiaan, werd later een Coccejaan, en eindelijk een aanhanger van Pontianus van Hattem en als zoodanig een voorstander van het mystische Pantheisme of Spinozisme. Door zijn streven naar den Christus in ons, verloor hij de Historische persoonlijkheid van Christus geheel uit het oog; door zijne verheffing van de Openbaring in de natuur (uit het inwendige licht) verachtte hij het Christendom.