Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. Jan Festus van Breugel]BREUGEL (Mr. Jan Festus van), uit hetzelfde geslacht als de beide voorgaande, en zoon van Mr. Johan Festus van Breugel, Schepen, Raad en Pensionaris van 's Hertogenbosch en van Judith du Peyrou, geboren in 1707 te 's Hertogenbosch, gaf, na zijne bevordering tot Meester in de beide Regten, geen gehoor aan het vereerend aanzoek, bij hem door de Regenten zijner geboortestad gedaan, om zich aldaar neder te zetten, ten einde zijnen vader en grootvader in het Pensionaris-ambt dier stad te kunnen opvolgen, maar gaf de voorkeur aan den loopbaan, welke 's Gravenhage hem, door de aldaar gevestigde Hooge Regering, Collegiën en Geregtshoven, aanbood. Zijne uitgebreide kundigheden en in den pleitzaal verkregen roem, deden hem weldra, niet alleen door de meeste Hooge Staats- en andere Collegiën en door de belangrijkste steden des Lands tot hunnen Advokaat bij de in voorzegde stad gevestigde Hoven, maar ook daarna door de Staten-Generaal tot 's Lands Advokaat, gelijk later door de Prinses Gouvernante tot haren Raad-Advokaat, aanstellen. Hij schreef het zeldzaam voorkomende zonder naam van den Schrijver uitgekomen, werk: Het Hooge Geregtshof van Holland, mitsgaders Braband en Vlaanderen den huyzen van Bourgondiën toegekend. Delft. 1740. 8o, voornamelijk gerigt tegen den, in het jaar 1717 uitgekomen: Brief, behelsende twee Preuven, dat het Hof van Holland vóór den jaare 1429 is opgerecht, geschreven aan H. Z V.A.R.D.J.M. door E.L.E.O.D.H.O.Ga naar voetnoot(1), en waarin hij, naar getuigenis van bevoegde beoordeelaars blijken gegeven heeft, zoo van zijne geleerdheid en kunde in de Vaderlandsche Geschiedenis, als van zijn juist oordeel en zijnen goeden betoogtrant. Van Breugel overleed in 1763 en was gehuwd met Eva Maria Burman, bij wie hij vier zoons en drie dochters verwekte. De zoons waren: Jan Festus van Breugel, Jonkhr. Mr. Casper, Baron van Breugel, die beide volgen; Jonkhr. Jan van Breugel, gezegd de Rovere van Breugel, geboren in 1757 en overleden in 1829, na Fiskaal te Bantam, Raad in de Vroedschap der stad Utrecht, Ontvanger der Belastingen aldaar en Lid van de Ridderschap van Utrecht te zijn geweest, en Jacques Fabrice van Breugel, die mede volgt. | |
[pagina 1298]
| |
Zie van Halmael, Geslachtreg. der Friesche familiën. |
|