[Pieter van der Breggen Paauw]
BREGGEN PAAUW (Pieter van der), zoon van Frans van der Breggen en van Neeltje Krook, geboren den 1sten October 1761 te Brielle, waar zijn vader Remonstrantsch Predikant was, genoot aan de kweekschool dier gezindte te Amsterdam het onderwijs van den Hoogleeraar Abraham Arent van der Meesch, en werd, na volbragte studie, den 30sten April 1786 naar Leiden beroepen, voor een derde van de dienst van Michiel van der Meersch, doch aanvaardde den 1sten Februarij 1790 de geheele dienst. In het zelfde jaar werd hij door den Heer Jan Paauw en diens echtgenoot, geboren van Oudgaarde, welke te Leiden woonden, na het overlijden van hun eenig kind als hunnen zoon aangenomen; terwijl op hun verlangen de naam van Paauw, bij zijnen geslachtsnaam gevoegd is.
Na voor een beroep te Rotterdam bedankt te hebben, vertrok hij in 1793 naar Amsterdam, waar hij verbleef tot in 1804, toen hij naar 's Gravenhage beroepen werd. Hier staande werd hij in 1805 uitgenoodigd, ook de gemeente van Delft om de 14 dagen te bedienen, waarmede hij bleef voortgaan, tot dat hij in het begin van 1829 Emeritus werd. Hij liet aldaar den roem na, van als getrouw herder, veel tot opbouw en instandhouding der gemeente te hebben toegebragt; met loffelijken ijver, en zonder zich door den afwisselenden invloed van personen of omstandigheden te laten afschrikken noch belemmeren, het Evangelie steeds te hebben verkondigd, zoo als het, naar zijne meening, opgevat en toegepast behoorde te worden.
Behalve door zijne prediking heeft bij de Remonstrantsche broederschap ijverig gediend, zoowel in zijne veeljarige betrekking van Curator van het Seminarium, als in die van Lid der Commissie ter behartiging van de belangen der Broederschap in het algemeen. In de stad zijner inwoning was hij een ijverig voorstander van alles wat de welvaart, de verlichting en zedelijkheid van zijnen medeburgers bevorderen kon, waarvan de vele commissiën, die zijne medewerking verlangden, ten getuige verstrekken.