gedaen by het sluiten van zijne Toneelen op den 30 November 1754.
De vrolykheid, voorspel op den Nederduitschen Schouwburg ter eere der doorluchtige jaarfeestvieringe van - Wilhelmina Carolina, Princesse van Oranje en Nassau, gevierd den 28sten van Sprokkelmaand 1755. Gedrukt voor de Liefhebbers. gr. 8o.
Voorts is hij bekend als schrijver van:
Het Regt der Bloedverwanten in het stuk van versterf, boven de gemeene zaak of Graeflijkheid van Zeeland. Leid. 1777. 8o.
Geschied- en Rechtkundige verhandeling van de Week- en Jaarmarkten, mitsgaders van de zo genaamde Kermissen bijzonderlijk in Zeeland; opgesteld, beschreven, en met de noodige Bewijzen, nopens derzelver Benaming, Oorsprong, Vryheden, en Voorrechten; zo uit de Romeinsche Rechten; als uit de Vaderlandsche Handvesten, Placaten, Statuten, en Keuren, gestaafd. Leyd, 1792. 8o, welk laatste werk na de dood des schrijvers is in het licht gekomen.
Zijne zinspreuk was: Per haec majora quaeramus (Laat ons door dit naar hooger trachten).
Zie Vaderl. geschied. ten vervolge op Wagenaar, D. XVIII. bl. 392; van Abkonde en Arrenberg, Naamreg. van Nederd. Boeken; van der Mark, Naamr. van Tooneelsp., No. 487 en 882; de Jong, Alphab. Naaml. van Boeken; Witsen Geysbeek, Biogr. Woordenb.; Catal. van de Bibliot der Maats. van Nederl. Letterk. te Leiden, D. I. bl. 65; Algem. Konst- en Letterbode, 1849. D. II. bl. 261.