Tweejarige Geschiedenissen, voorgevallen in de jaren MDCLXXIV en MDCLXXV, Amst. 1678. 4o, welk werk door alle liefhebbers van waarheid en vrijheid, met bijzonder veel genoegen, gelezen werd.
In het jaar 1678 werd hij, na behoorlijk onderzoek, tot de kerkdienst bekwaam geoordeeld en hij liet alom zijne predikgaven hooren, die zoo behagelijk waren, dat hij binnen twee maanden na zijn examen tot Predikant te Schoonhoven beroepen werd, welk beroep hij aannam onder voorwaarden, dat hij, volgens een aloud gebruik bij de Remonstrantsche broederschap, nog drie of vier maanden, ten dienste der curatele blijven zou om de herderlooze gemeenten ten dienste te staan en alleen Proponentstraktement zou genieten, tot dat zijn eerste dienstjaar om was. Het duurde ook niet lang, of hij werd verpligt aan deze voorwaarden te voldoen, want daar de Remonstrantsche gemeente te Dockum toen herderloos was, kreeg hij bevel, om haar gedurende den winter te bedienen. In Maart 1679 in zijne gemeente van Schoonhoven gekomen, trad hij aldaar in bediening en nam zijn ambt met groote ernst en zedige vrijmoedigheid waar, zoo dat hij er groot genoegen gaf en veel toeloop kreeg, welke naderhand nog vermeerderde te Rotterdam, werwaarts hij in 1680 met eenparige stemmen beroepen werd. Niettegenstaande die van Schoonhoven in de vergadering van Mei 1680 daar tegen opkwamen, dewijl Brandt nog geen drie jaren in hunne gemeente gestaan had en deze daardoor groote schade zou lijden, werd dat beroep door de Broederschap toegestaan en hij vertrok naar Rotterdam. Hij bezat eene buitengewone welsprekendheid, welke ook welhaast in vele andere steden beroemd werd en alle soorten van menschen en gezindheden onder zijn gehoor lokten, zonder dat zulks hem in het minst tot hoovaardigheid verleidde, want hij bleef bij zijne gewone nederigheid en zedigheid. In Augustus 1683 werd hij uitgenoodigd wekelijks eene Theologische onderwijzing te doen. Hij nam dit aan en wegens den grooten toeloop moest dit weldra in de groote kerk geschieden. Niet lang echter was het hem vergund daarmede voort te gaan, want hij overleed reeds den 21 December van dat zelfde jaar, bij zijne echtgenoote
Elisabeth Verduin twee kinderen nalatende, die hunnen vader niet lang overleefden.
Behalve de reeds hier boven genoemde werken, zien van hem het licht:
Twee en dertïg Predikatien, Rott. 1685. 4o tweede druk 1698. 4o
Een en twintig Predikatiën, Rotterd. 1694. 4o.
Tien Predikatiën over verscheide texten der Heilige Schrifture, Rotterd. 1764. 4o.
Ook werden in 1724 nog twee Predikatiën van hem gedrukt, achter de Lijkrede van Johannes Minnaeus op hem.
Voorts werden nog zijne Theologische lessen, die hij in het latijn had geschreven, uit zijn eigen handschrift in het Nederduitsch vertaald en door den druk gemeen gemaakt.