leed den 4den Junij 1558 zonder bij zijne gemalin, Louise van Croy, kinderen te hebben verwekt. Hij vermaakte zijne goederen aan zijns zusters zoon Maximiliaan d'Hennin, Heer van Bossu, die echter uit hoofde van de schulden, waarmede zijnen boedel bezwaard was, dien verzaakte.
Men getuigt van Maximiliaan van Bourgondië, dat hij was een man van groot beleid, onvermoeid, en zoo zorgvuldig voor het gemeenebest, dat zijne eigene zaken er bij ten achteren gingen, houdende eenen grooten staat niet uit hoovaardij, maar om de eer van het land overal op te houden, zoodat hij groote schulden achter liet. Als Stadhouder liet hij grooten roem na. In zijne heerlijkheden heeft hij dikwijls doen blijken, dat hij een goed Heer was, die zijne onderzaten krachtig voorstond; doch de menigte zijner schulden, en de strenge vervolging, welke hij tegen de onroomschen in het werk stelden, deden de algemeene liefde en achting der onderzaten aanmerkelijk bekoelen.
Zijn portret komt voor bij Gargon, Walchersche Arkadia, D. II. bl. 107, en zijne handteekening bij Ermerins, Zeeuwsche Oudheden, D. III. St. II. bl. 130.
Zie Boxhorn, Chron. van Zeel., bl. 468, 469, 474, 475, 477, 478, 482, 508-512, 522; van Mieris, Hist. der Nederl. Vorsten, D. III. bl. 32, 97, 126, 127, 185, 228, 243, 374; Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. XI. bl. 224; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. V. bl. 193, 194-198, 294, 295, 353, 380, 428, D. VI. bl. 6, 11, 12, 13, 35 en 36; Kok, Vaderl. Woordenb., D. XXII. bl. 376-378; Ermerins, Zeeuws. Oudh., D. III. St. II. bl. 70-115; Scheltema, Staatk. Nederl., D. I. bl. 154, D. II. bl. 569.