Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Derde en vierde stuk
(1855)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Matthias Boudaan]BOUDAAN (Matthias) of BodaanGa naar voetnoot(1), een broeder van den voorgaande, werd, na vermoedelijk in mindere rangen te hebben deelgenomen aan de krijgsverrigtingen ter zee van den tweeden Franschen oorlog, in 1696 door Willem III Koning van Engeland tot Buitengewoon en drie jaren later tot Gewoon Kapitein | |
[pagina 1075]
| |
ter zee bij de Admiraliteit te Amsterdam henoemd. Hij staat bekend als een der dapperste en ervarenste Zeeofficieren van zijnen tijd; deed zijnen eersten togt als Kapitein onder het eskader van den Kapitein Philips Schrijver in de Noordzee, in 1697, werd na het sluiten van den Rijswijkschen vrede in het zelfde jaar, ten geleide van verschillende koopvaarders, naar Biscaye gezonden en kruiste in 1700, onder den Schout bij Nacht Jan Gerrit van Wassenaer, in den mond van het Kanaal, tegen de Algerijnen. In 1703 werd hij geplaatst onder het eskader van den Schout bij Nacht van der Dussen, dat eerst zijne bestemming naar West Indië had, maar later de Oost-Indische retourvloot beschermen en geleiden moest. Op dezen togt raakte Boudaan slaags met een Fransch oorlogschip, dat veel sterker was dan het zijne, tusschen de Schotsche eilanden Barray en Fero, doch door het verlies van zijne groote steng en voorsteng was hij genoodzaakt af te houden. Zijn schip was het eenige dat in staat was de vijandelijke bodems in te halen, de overige waren door onbezeildheid daarin verhinderd. Vervolgens was hij met zijn schip onder den Luitenant-Admiraal Callenberg in 1704, bij de inneming van Gibraltar, en hielp later de vijandelijke vloot vernielen en de stad ontzetten, na eerst met andere Kapiteinen, eene Hollandsche koopvaardijvloot tot aan Plymouth te hebben geleid. In Maart 1705 was Boudaan met zijn wel bezeild schip de Overijssel van 52 stukken, de eerste uit de vereenigde Engelsche, Portugesche en Nederlandsche vloot, die op de Franschen onder Pointis aanviel, en het Fransche oorlogschip l'Arrogant van 60 stukken zoodanig teisterde, dat het de vlag moest strijken. Op dien oogenblik veranderde de wind; Boudaan geraakt in lij van den vijand, waardoor de Franschman van hem afdreef, en bij een Engelsch schip kwam, waarvan de Bevelhebber de onedelmoedigheid had, het te bezetten, voor dat de sloepen van Boudaan hem aan boord konden komen. Door deze teleurstelling niet ontmoedigd, achterhaalt Boudaan een ander Fransch schip, l'Ardent van 68 stukken, legt het aan boord, entert en verovert het met den sabel in de vuist, terwijl te gelijkertijd Kapitein Ockerse, met de Veere van 60 stukken, het schip le Marquis van 58 stukken verovert. Voorts was Boudaan tegenwoordig bij de verovering van Barcelona door de onzen, in het zelfde jaar en in het volgende onder van der Dussen in de Noordzee. Op het schip de Hollandia van 72 stukken in 1707 op nieuw naar de Middellandsche zee gezonden, hielp hij, onder den Schout bij Nacht van der Goes, den overtogt van het leger der Bondgenooten over de Var bevorderen en Toulon belegeren. In 1709 bragt hij met Kapitein Beekman en anderen, de Oost-Indische retourvloot in de Hollandsche havens binnen. Na dezen tijd ging hij vooreerst niet meer in zee, tot hij in 1717 Schout bij Nacht bij de Admiraliteit van Amsterdam werd en als zoodanig het bevel | |
[pagina 1076]
| |
had over een der eskaders, welke in dat jaar ter eere van Czaar Peter de Groote en diens gemalin een spiegelgevecht op het IJ leverde. Nog in het zelfde jaar werd hij met drie oorlogschepen en de Kapiteinen Abraham Akersloot en Nicolaas Cau ter begeleiding eener koopvaardijvloot naar Portugal en Spanje gezonden, met last om de zeeroovers van Algiers en Salee aan te tasten. Terwijl dus de Koopvaarders te Cadix hunne lading losten en eene nieuwe innamen zeilde hij, tot genoemd oogmerk, de Straat van Gibraltar door, kruiste eenigen tijd tusschen de Kapen Palos en Gaëta, ontdekte vier Algerynen, doch die hem ontzeilden. Hij bleef aldaar tot den 18den Januarij 1718, en wilde zich op nieuw bij de koopvaarders voegen, toen hij tusschen den 23sten en 24sten Januarij den Spaanschen Kapitein Torres met twee schepen ontmoette, die de domheid had, hem en de zijnen voor Turken aan te zien. De Spanjaarden, ofschoon met de Nederlanders in vrede, grepen het eskader van Boudaan hevig aan, en vooral ontstond er tusschen hen en de Batavier, Kapitein Akersloot, een scherp gevecht, dat twee uren volgehouden, aan den zoon van den Schout bij Nacht de Veth, behalve aan anderen, het leven kostte. Vrij laat ontdekte de Torres zijnen misslag, en verontschuldigde zich over zijne onbedachtzaamheid, doch dit voorval was oorzaak, dat Boudaan niet aan zijnen last kon voldoen, om met Algiers te handelen over den vrede. Zijne schepen waren te zwaar beschadigd, en de koopvaarders wachtten op zijn geleide. Boudaan overleed in Maart 1722, geene kinderen uit zijne, reeds in 1711 overledene, echtgenoote Jacoba Boreel Jacobsdochter nalatende.
Zie Wagenaar, Beschrijv. van Amsterd., St. I. bl. 731; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Jonge, Ned. Zeew., D. IV. St. II. bl. 246, 329 en volg., 363, 419, 441, 531*, 574 en volg., D. V. bl. 21-23, 44, 85, 141. |
|