spoedig uitgewisseld, doch de krijgsdienst stond hem zoo zeer tegen, dat hij besloot zich op nieuw aan de studiën te wijden. Als leerling nam hij in 1793 dienst bij den Apothekar Olivier te Amsterdam; na drie jaren oefening in de artsenijmengkunde, vertrok hij naar Göttingen, legde zich aldaar op de genees- en vroedkunde toe, en werd in 1800 tot Doctor bevorderd. Bij zijne terugkomst van die Akademie ontving hij van zijnen broeder Gualtherus Jacob van den Bosch eene volledige verzameling van stukken betreffende de Koepok inenting, met den raad zich daardoor ingang te verschaffen. Hij gedroeg zich daarnaar, vestigde zich te Haarlem, en binnen het jaar vaccineerden ook zijne hevigste tegenstanders; die overwinning ontsloot hem eene eervolle uitgebreide praktijk.
Hij overleed den 22sten Mei 1812 en liet bij zijne echtgenoote Margaretha Christina Schneevoogt een zoon en vijf dochters na.
Uit familiepapieren bijeengebragt.