[Pieter van den Bosch]
BOSCH (Pieter van den), geboren te Amsterdam, oefende zich aan het Athenaeum zijner geboorteplaats in de Godgeleerdheid, doch ging in 1755 tot de broederschap der Remonstranten over en werd, na volbragte studie, in 1757 Predikant te Zegwaart en Soetermeer; werd vervolgens in 1760 te Oude Wetering, in 1765 te Zwammerdam en in 1769 te Leiden beroepen, waar hij in 1783 wegens aanhoudende verzwakking, zijn emeritaat verzocht en verkreeg. Hij was een man van geleerdheid en smaak, een ijverig medearbeider aan de voortreffelijke Algemeene Oefenschool en schrijver of vertaler van onderscheidene andere nuttige en wetenschappelijke werken, en ook als dichter, hoewel niet beroemd, echter geenzins onvoordeelig bekend. Van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde was hij een waardig en werkzaam lid, zoo als onder anderen blijkt uit de werken dier Maatschappij, waarin van zijne hand voorkomen:
De Twaalfde der Olympische Lierzangen van Pindarus (in dichtmaat) nagevolgd.
De ware dichtkunst altijd eenvoudig (in dichtmaat).
en eene vertaling van H. de Bosch responsio ad quaestionam: quidnum est: quod in laudatione requiritur? onder den titel:
Antwoord op de Prijsvraag, welke zijn de vereischte van eene Lofreden?
Nog bestaat er van zijne hand:
Beschrijving der plegtigheden bij het tweede Eeuwfeest van de Leydsche Akademie, Leyd. 1775 8o. met pl.
Feestrede van Hieronymus David Gaubius, bij den heuglyke aanvang der Derde Eeuw van Hollands Hoogeschool te Leyden, den agsten van Sprokkelmaand des jaars 1774. In de St. Pieterskerk op openbaer gezag uitgesproken, toen hij ten derdemale als Rector Magnificus afging. Uit het Latijn vertaald door Pieter van den Bosch, Leid. 1775.
Deerlijk was het einde van deze kundigen, braven en verdienstelijken man. Na van zijnen post als Predikant ontslagen te zijn, sleet hij zijne oude dagen in stille rust op het dorp Soetermeer. In de onrustige tijden vóór het jaar 1787 werd hij, die de zaak der Patriotten was toegedaan gebragt, op de Lijst van veertig Vaderlandsche Medeburgeren om daaruit te benoemen een getal van vijfentwintig Personen als Nationale Geconstitueerden tot de zaak der onderhandelingen te Parijs. Het gemeen, hierom op hem verbitterd, mishandelde hem, zoodra de omwenteling van genoemd jaar had plaats gehad, op eene wreede