October 1641, gehuwd met Maria de Witt, Jacobs dochter, de Ruwaard Cornelis de Witt en de Raadpensionaris Johan de Witt. Deze laatste vooral was hem zeer gunstig, en bewees hem nu en dan belangrijke diensten, doch de zelfde man, die zich gedurende zijn verblijf te Dordrecht, zoo naauw aan de de Witten verbond, die zoo vele blijken van hoogachting voor den Raadpensionaris aan den dag legde, ja hem ter eere remarquable gedichten vervaardigde, blijken van een dankbaar en genegen gemoed, de zelfde man ontmoeten wij, in 1672, aan het hoofd der Prinsgezinde partij, te Rotterdam. Hij was het, die, met zijn Collega Johannes Ursinus, groote aanleiding gaf, tot de feiteijkheden, door het opzetten der Gemeente tegen hare wettige Overheden, en zoo doende ook mede oorzaak van den moord, den 20sten Augustus 1672, te 's Gravenhage gepleegd. Dat Borstius een ijverig voorstander van het Oranjehuis was, kan niemand wraken, die redelijk denkt, ofschoon hij een tegenstrijdig gevoelen mogt koesteren; maar dat een Leeraar van den Goddelijken Jezus, zijnen en onzen Meester, zich in zoo verre kon vergeten, van de zachtmoedige lessen dezes grooten Menschenvriends en Heilgezants als het ware in den wind te slaan, door, en van den predikstoel, en op de straten, het wuste gemeen, dat ras bewezen diensten vergeet, en niets te verliezen hebbende, altijd tot verandering geneigd is, tegen zijne wettige Regenten aante hitsen, en als het ware den oproerkreet te bazuinen, kan niemand, die een waar Christen is, goedkeuren.
Dat Borstius, voor het overige een vurig ijveraar was, om de regtzinnige leer, ingevolge het denkbeeld van de Dordsche Vaderen op het Nationale Synode van 1618 en 1619 bepaald, met hand en tand vast te houden en te beschermen, blijkt ten duidelijkste, uit zijne menigvuldige schriften door den druk bekend gemaakt, zijnde:
Predikatie over het langh hayr, of Paulus zedeles daarover, Dordrecht 1645, later meermalen herdrukt, als o.a. in den bundel Leerredenen, in 1696 uitgekomen.
Predikatien tegen de Gierigheid (Hebr. XIII:5) en Geveinsheid (Luk. XII:1), Utrecht 1647.
Geestelicke Geneeskonst: inhoudende Raedt tegen de Doodt, en de Middelen tot een eeuwighdurende Gesondtheydt, Dordrecht 1651 en 1652, 2 deelen, 8o, welk werk driemaal, laatst te Rotterdam in 1736, 8o, herdrukt werd.
Vijf Predikatien, Rotterd. 1654. Rotterd. 1659. (De vier bovengemelde met eene vijfde, over 1 Tim. III:16.
Gesprek met eenighe die zich Socynianen noemen, Rotterd. 1656.
De Koning Ahasueros dronken en gram, eene beknopte verklaring van het eerste Cap. van Esther, Rott. 1663, in 8o.
Het Nieuwe Zion met de Nieuwe Hemel ende Nieuwe Aarde, in eenige predicatien over onderscheyde texten gepredikt, Rotterd. 1664, meest Leerredenen tot inwijding van nieuw gebouwde kerken, later in de bundels van 1659 en 1696 herdrukt.