[Adrianus Boonacker]
BOONACKER (Adrianus) zoon van Hendrik Boonacker, Kapitein in dienst dezer Landen, werd geboren te Brielle, den 28sten Januarij 1739. Hij trad in 1751 in dienst als Kadet in het Regement van A.A. Graaf van Pretorius; ging in 1760 over bij de Gardes du corps van Z.H. den Prins van Oranje en werd in 1763 aangesteld tot Luitenant bij het Regement van den Kolonel de Salve, bestemd naar de Berbice. Boonacker maakte dien togt, tot demping van eenen opstand onder de slaven, mede. Vervolgens werd hij in 1768 bevorderd tot Kapitein, bij het zelfde Regement, toen veranderd in een Regement Mariniers onder de bevelen van den Kolonel Douglas, geschikt tot het doen van togten over zee, daar het zich tot den togt naar de Berbice vrijwillig aangeboden en daarin zich zoowel gekweten had. In 1771 aangesteld tot Kapitein-Kommandant van de kompagnie Grenadiers van het Eerste Bataillon van genoemd Regement, werd hij in 1774 Kapitein en in 1780 Majoor bij het Tweede Bataillon van gedacht Regement. Bevorderd tot Luitenant-Kolonel bij het zelfde Regement in 1791 hielp hij als zoodanig in 1793 de vesting Sluis roemrijk verdedigen, en was een der onderteekenaars van de voorwaarden, waarop die vesting aan den Franschen Generaal Morcau zou kunnen worden overgegegen. In 1795 aangesteld tot Kolonel van de zesde halve brigade, kommandeerde hij, in 1799, dat gedeelte van de divisie, Dumonceau of de tweede Bataafsche divisie, dat in Groningen en Friesland was gelegerd om, tijdens den inval van de Engelschen en Russen in Noord-Holland, de Noord-oostelijke grenzen te bewaken en was in die betrekking, Kommandant van Groningen. Na in 1802 met den rang van Generaal-Majoor te zijn gepensioneerd, overleed hij te Leiden den 16den Februarij 1817.
Zie Verhaal van het Beleg der Vesting Sluis in Vlaanderen, Bijlage I; Vaderl. Hist. ten onmidd. verv. op Wagenaar, D. XXIII. bl. 315-317; Bosscha, Nederl. Heldend. te Land, D. III, bl. 112 in noot; Het Vaandel, Tijdschrift voor Onder-Offic., 2de Jaarg. bl. 606; uit familiepapieren aangevuld.