[Jacobus Boon]
BOON (Jacobus), geboren te Amsterdam, den 26sten Mei 1691, legde zich te Jena op de Godgeleerdheid toe en werd in 1717 als Proponent beroepen in de Evangelisch Luthersche gemeente te Purmerende; vervolgens vertrok hij in 1719 naar Dordrecht, in 1723 naar Rotterdam, en in 1731 naar Amsterdam, waar hij in 1772 emeritus werd en in 1776 overleed, bij zijne echtgenoote Elisabeth Bock nalatende een zoon, Joan Michaël Boon, die volgt. Hij maakte zich verdienstelijk jegens zijn kerkgenootschap, door vele jongelingen tot de studie op te leiden, en heeft uitgegeven:
Lijkrede op Jasper de Hartogh, over Klaagl. V:16. Rott. 1727.
Jubelrede op het tweede Eeuwfeest van de overlevering der Augsburgsche Confessie over Ps LXXVIII vs. 6-8. Rott. 1730
Er bestaan van hem twee portretten, het eene door T.F. Walter, het andere door Pieter Tanjé, beide naar Jan Maurits Quinckhardt.
Zie Schultz Jacobi en Domela Nieuwenhuis, Bijdr. tot de Geschied. der Evang. Luth. Kerk, St. V. bl. 77, St. VII. bl. 54 en 55; Schotel, Kerk. Dordr., D. I. bl. 224, 785; Schultz Jacobi, Geschied. der Evangel. Luth. gem. te Rotterdam.