[Jakob de Bondt]
BONDT (Jakob de) of Jacobus Bontius, zoon van den voorgaande, was een der Reizigers, die destijds in navolging van Prosper Alpinus, zeer veel dienst aan de Natuurlijke Geschiedenis bewezen. Hij doorreisde Indië en Perzië en verzamelde met grooten ijver niet alleen wat op de Natuurlijke Historie van die landen betrekking had, maar bovendien sloeg hij met veel zorg de ziekten der inboorlingen en de geschikte middelen om hen te genezen gade. In 1625 vestigde hij zich te Batavia, waar hij tot aan zijnen dood, in 1631, de Geneeskunst oefende en op het laatst van zijn leven ook het ambt van Baljuw bekleedde.
De Bondt heeft onderscheidene werken in handschrift nagelaten, van welke de meeste niet voltooid waren; men heeft er eenige van uitgegeven onder den titel van:
De Medicina Indorum Libr. IV. Leyd. 1642, in 12o; 1718 in 4o; Paris, 1645 et 1646 in 4o. Ook heeft men ze in 1706 gezamenlijk met de verhandeling van Prosper Alpinus de Medicina Aegyptiorum te Parijs, in 4o en in het Hollandsch vertaald in 1694 te Amsterdam in 8o uitgegeven. In de eerste uitgaven had men de werken van de Bondt, die niet voltooid waren, achter gelaten; deze later in handen van Willem Piso gevallen zijnde, werden, gezamenlijk met eenige aanteekeningen en bijvoegsels van Piso's hand, door dezen, met de noodige platen, uitgegeven, zoodat het een werk werd, dat zeer belangrijk is voor de Natuurlijke Historie en Geneeskunde der tusschen de keerkringen gelegene landen, onder den titel:
De Indiae Utriusque re naturali et medicina Libri XIV. Amst. 1658 cum fig, van welke de werken van de Bondt de zes laatste uitmaken. De drie eerste boeken van de Bondt handelen over de Geneeskunst der Indianen: De diaetâ sanorum, methodo medendi Indica, Observationes in cadaveribus; het vierde bevat: Notae in Garciae ab Orta historiam plantarum Brasiliae;