muntte hij uit in de voordragt bij kwartetten, waarin hij voortreffelijk moet hebben uitgeblonken. Voorts was hij uitmuntend ripienist, accompagneerde bij bescheiden, en was een geroutineerd orkestmeester. Ook als mensch moet hij vele goede hoedanigheden bezeten hebben, hoewel zijn ongelukkig humeur, door geen goede opvoeding getemperd, zeker meer dan de wangunst, die men er de schuld van geeft, zal hebben bijgedragen, om zijnen levensloop ongelukkig te doen zijn. Zoo werd hij dan in zijne geboorteplaats, in plaats van aan zijn hoofdinstrument, de viool, als tweede hoornist, met eene karige bezoldiging in het orkest geplaatst en kort daarop deze betrekking hem ook weder ontnomen. Om te leven moest hij zich bij een reizend tooneelgezelschap verbinden, en ware het niet dat de kunstlievende d'Argenson, destijds Prefekt te 's Hertogenbosch zijnen invloed had gebezigd, om hem als Trompetter bij de gendarmerie te doen inlijven (in welke betrekking hij echter nimmer dienst heeft gedaan) zoo zou hij misschien in het hart van Rusland zijn graf hebben gevonden. Door grievende en vernederende behandeling, stug, en door schadelijke omgang, overmoedig geworden, wilde hij niemands hulp inroepen, en, bij verandering van zaken in 1813, geen kans ziende, om in die bange tijden door zijne kunst zich het noodige onderhoud te verschaffen, diende hij eerst als halvemaan-blazer Majoor en naderhand als hoornist, bij een der nieuw opgerigte Bataillons. Na het overlijden echter van den nieuwen Orkestmeester te Rotterdam, werd hij aldaar teruggeroepen, en, in zijne plaats aangesteld. Van zijne verpligting in deze betrekking kweet hij zich goed, en zijn overheerlijk talent bragt menigeen in verrukking, doch, de band was eenmaal verbroken, en zijn onverzettelijk humeur, alsmede de laster, welke feilen in hem verzon (of ten minste vergrootte), verbitterden het publiek en ook hem; zoodat hij na weinige jaren zijne betrekking nederlegde, en naar Antwerpen
vertrok. Hier verbleef hij tot in het laatst van 1830, en keerde nogmaals terug naar zijne geboorteplaats; doch zijne gezondheid was geknakt en zijne geestdrift verbroken. Naar ligchaam en ziel verzwakt, bleef hij aldaar nog voortsukkelen en overleed in het laatst van Mei 1834 aan de gevolgen der Cholera.
Zie Nederlandsche Muzijkaal Tijdschrift, 1841 bl. 73.