Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Cornelis Richard Anton van Bommel]BOMMEL (Cornelis Richard Anton van), geboren te Leiden den 5 April 1790, trad vroeg in den Geestelijken stand, werd Directeur van het Seminarium van Hageveld in de provincie Noord-Holland, en moest, ten gevolge van het besluit van 14 Junij 1825, zijne inrigting sluiten. Den 12 Januarij 1829 werd hij Bisschop van Luik, gedroeg zich aanvankelijk verzoenend, doch voegde zich kort na de uitbarsting van het oproer te Brussel aan de zijde der opstandelingen, waardoor hij den aan zijnen Vorst zoo kort geleden gezworen plegtigen eed schond; waarover de Hoogleeraar Schrant, zelf R.K. Priester en Pastoor, aldus oordeeldeGa naar voetnoot(1): ‘Hoe is het mogelijk dat Kerkvoogden, nog onlangs door 's Konings goedheid tot den hoogsten eeretrap toegelaten, zoo weinig hunne verpligting en den door hen afgelegden eed gedachtig zijn geweest? Zij toch hebben, in 's Konings handen, en op het Heilig Evangelie, aan Z.M. den Koning der Nederlanden, als hunnen Wettigen Souverein, gehoorzaamheid en getrouwheid gezworen. Zij hebben plegtig beloofd, geenerlei verstandhouding te zullen hebben, geenerlei raad te zullen bijwonen, geenerlei verdachte zamenspanning te zullen onderhouden, noch binnen noch buiten het Rijk, strijdig met de openbare rust. Zij hebben zich verbonden, zoo zij vernemen mogten, dat er, hetzij in hun bisdom, hetzij elders, iets ten nadeele van den Staat gesmeed werd, zulks ter kennis van den Koning hunnen Meester te zullen brengen (zie den eed voorgeschreven 16 Kal. Sept. 1827).’ Doch reeds vroeger dan Augustus 1830 had van Bommel tegen zijnen wettigen Vorst zaamgespannen. In het Proces van den befaamden de Potter komt hij onder den naam Melchizedec voor. Later was hij ijverig werkzaam voor de suprematie des Pausen, inzonderheid in de zaak van den Aartsbisschop van Keulen. Hij overleed, na een langdurig lijden, den 7 April 1852, | |
[pagina 816]
| |
en was een verklaard vijand der Vrijmetselaars en een ijverig voorstander der Jezuiten-missiën. Zijn voornaamste werken zijn: Trois chapitres sur les deux arretés du 20 Juin 1829, relatifs au Collège Philosophique. Brux. 1829. 8o. Exposé des vrais principes sur l'unstruction publique, primaire et secondaire, considerée dans les rapports avec la Réligion. Liége 1840.
Zie Algem. Handelsblad van 10 April 1852, uit partikuliere berigten aangevuld. |
|