[Patroclus Bokelman]
BOKELMAN (Patroclus), oudste zoon van Hendrik Bokelman, Predikant in den Ham, in het Graafschap Mark, misschien ook wel een bloedverwant van den vroeger vermelden Johan Frederik Böckelman schreef zich veeltijds Bibliander, hetgeen in de Grieksche taal het zelfde als zijn voornaam beteekent. Zijne School- en Akademie-Letteroefeningen voleindigd hebbende, werd hij in 1600 Predikant te Wijhe, een dorp tusschen Deventer en Zwolle, van waar hij in 1609 naar Wulfraat in het Hertogdom Berg, beroepen werd. Hij was een zeer geleerd man; bezat eenen vaardigen geest, vlug vernuft en fijn oordeel; daarbij was hij in velerlei wetenschappen en ligchaamsoefeningen bedreven; hij schilderde vaardig, was een kenner en beoefenaar van de Muzijk, verstond de Manege en reed vlug te paard, ook was hij zeer ver in de Dichtkunde gevorderd, blijkens zijne uitgegeven Latijnsche Dichtwerken, die onder de volgende titels het licht zien:
Paraphrasis poëtica Psalmi Davidis. C.L. etc. acc.
Threnodia in praematurum obitum Rever. Illnstriss. Principis Ernesti, Marchionis Brandenb. et s. Joh Ord. in Marchia, Saxonia Vandalia etc. Magistri. Dusseld. 1614.
Triumphus Groninganus, in quo I describentur Poeticè Divorum comitia, in quibus urbs Belgicae confederationi destinatur. II. Ipsa obsidia, quomodo feliciter peracta. III. Mauritius Illustriss. Princeps Auriäcus, quomodo victoria parta, Hollandiam repetens iter fecerit per Frisiam, et quomodo sit à studiosis Academiae Franekeranae introductus Fran. 1614.
Ook heeft men van hem in het Hoogduitsch eene Uitlegging van Genesis III vs. 15, te Dusseldorp bij Bernard Busius in 1616 gedrukt.
De geleerde Revius getuigt ook in zijn Daventria Illustrata, dat onder hem nog een groot aantal ongedrukte dichtstukjes van Bokelman berustende waren, waaronder uitstaken, zijn Papomachia ad Sibrandum Lubbertum, en eene Elegia ad Joannem Dousam, Nordovici Dominum.
Zie Revii, Daventr. Illustr., pag. 566, 567; de Chalmot, Biogr. Woordenb.