met loftuitingen onthaald, werd Blois spoedig in staat van beschuldiging gesteld, en hem verweten: ‘dat hij de bevelen van den Vice-Admiraal de Winter, in het vormen der linie, niet had opgevolgd, daardoor verwarring veroorzaakt, geen behoorlijken bijstand aan het Opperhoofd der vloot verleend en hem in den nood verlaten had.’ Hij had namelijk in het middenpunt der linie post gevat, daar hij in de voorhoede moest geweest zijn. Doch het schijnt dat de seinen van het Admiraalschip niet naar behooren gedaan zijn, dat er misverstand heeft plaats gehad en de Brutus dus niet anders dan in het middenpunt der vloot zich kon plaatsen. Verschillende Kapiteinen getuigden ten voordeele van Blois. Het omstandig verhaal aangaande hunne verrigtingen, door den Schout bij Nacht en zijnen Kapitein-Luitenant Polders, medebeschuldigd, verdedigt hen genoegzaam van geen bijstand te hebben willen verleenen aan het Admiraalschip. De Brutus was zwaar beschadigd, zeer doorschoten, masten en raas waren zeer gehavend, de zeilen aan flarden, 10 man gesneuveld en 58 gekwetst, van welke nog 10 aan hunne wonden overleden. Daar alles reddeloos stond en geen der overige schepen iets deed tot bijstand van den Admiraal, die door drie à vier vijandelijke schepen omringd was, had men het beter geacht, het schip en de manschap voor het Vaderland te behouden, dan het in het volstrekste gevaar te brengen van genomen te worden en in Engeland opgebragt. Men vermoedde dat Blois, naijverig op den Vice-Admiraal de Winter, vroeger slechts Luitenant, thans met den hoogen rang van Opperbevelhebber bekleed, met opzet de eer van 's lands vlag aan eigene inzigten zou hebben opgeofferd. Doch daarvan bestond geen de minste zekerheid. Dat de nog levende partijdigheid, tegen hen, die men achtte het huis van
Oranje te zijn toegedaan, zich ook hier deed zien, en men aan Blois, van die gehechtheid verdacht, de nederlaag wilde wreeken, laat zich denken, ofschoon hij bekend stond als een man van eer, moed en trouw, en zich gedurende geheel zijne vierendertigjarige dienst altijd als zoodanig had doen kennen. Tegen den Schout bij Nacht, Story, die veel vroeger de linie had verlaten, werd geene beschuldiging ingediend, ofschoon hij werkelijk, door het stil aanschouwen van de Winters gevaar en zijn vroegtijdig afhouden eene der oorzaken van de nederlaag mag genoemd worden, Blois werd bij vonnis van den Hoogen Zeekrijgsraad van alle zijne militaire posten vervallen verklaard en en verwezen in de kosten van het regtsgeding. Polders mogt in geen twee jaren den lande dienen dan als tweede Officier, en werd in de helft der kosten veroordeeld. Doch van de zeven regters, hadden slechts vier voor dit vonnis gestemd en onder dezen was nog de Kapitein J. Claris, die de Hollandsche vloot in de Saldanta-baai laaghartig had helpen overgeven. De Vice-Admiralen van der Beets en Sels en de Kapitein Schierhout spraken beide de gevonnisden vrij van alle wangedrag, en bragten schriftelijk hun gevoelen daaromtrent uit, terwijl zij de onderteekening