Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 641]
| |
gekozen en was Overste van het geschut in dienst van de Koning van Spanje. Hij lag in 1577 met zijn vendel op het kasteel van Antwerpen en had aldaar het bevel, tegen het regt des lands zeiden de Staten, omdat hij geen Brabander was. Don Johan van Oostenrijk had dan wel eenigzins rede om te roemen ‘hoe hij het slot van Antwerpen voor 't zijne hield,’ want Treslong was een ijverig aanhanger van Don Johan. Evenwel het baatte den Stadbouder weinig zulk een getrouwen vriend op zijn slot te hebben. De Heer van Bours, Pontus van Noyelles, wist, daartoe aangespoord door den Griffier Martini, het krijgsvolk op het kasteel tot den afval van Spanje over te halen, met belofte van betaling hunner achterstallige soldij. De zaak lekte uit en Treslong eischte van het krijgsvolk een nieuwen eed, dien Bours, mede een der hoplieden van de bezetting, weigerde. Het vendel van Treslong hield stand en bleef Don Johan getrouw, ofschoon de andere afvielen. Er ontstond een gevecht en reeds verspreidde zich het gerucht in de stad, dat Treslong meester bleef, toen Martini stout naar het kasteel trok en vernam dat de Hoogduitsche benden zich voor de Staten hadden verklaard. Treslong werd gevangen, nadat er twintig van de zijnen waren gedood en de overige uitgedreven. Men onderzocht zijne papieren, waaruit bleek, hoe hij gedurig met Don Johan verstand had gehouden. Hij werd naar Brussel gevoerd en aldaar op het broodhuis gevangen gezet. In 1579 was hij nog gevangen, want de Heer van Hierges was Overste van het geschut in plaats van den gevangen Treslong, bij het beleg van Maastricht door Parma, gedurende hetwelk Hierges sneuvelde.
Zie Hooft, Ned. Hist. B. XII. bl. 523 volgg. J.B. de Tassis Comment. L. V. p. 338; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. VII. bl, 155 en 157; van Groningen, de Watergeuzen, bl. 146. |
|