[Jan van Blois]
BLOIS (Jan van), een natuurlijken zoon van Jan Graaf van Blois Heer van der Goude en van Sophia van Daalhem, trok in 1396 met Hertog Aalbrecht van Beijeren tegen de Friezen en was in 1434 Raadvan het Hof te 's Gravenhage. Door zijnen vader was hij begiftigd met Treslong in Henegouwen, waarvan hij en zijn geslacht den naam aannam, alsmede met de heerlijkheden Benthuizen, Cabauw en het Land van Stein in Holland, met vele tienden in het Land van Tholen in Zeeland, Hoog en Laag Vossemeer, en eenige tienden in het Land van Haastrecht. Zijne vrouw was Maria van Heemstede bij wie hij zes zonen en 3 dochters verwekte.
Een zijner kleinzonen Cornelis Blois, gezegd Treslong, diende als Kapitein onder Jonker Frans van Brederode en sneuvelde voor Gouda, in het jaar 1489 zonder kinderen na te laten.
Hij en zijn geslacht voerde tot wapen een veld van keel met twee balken van zilver, gebroken in den hoek met het wapen van Blois of Chatillon.
Zie van Leeuwen, Bat. Illustr. bl. 1123; Smallegange, Cronyk van Zeel., D. I. bl. 285; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VI. bl. 597 en 597.