met man en muis zonk. Bleek, die goed zwemmen kon, hield zich met anderen, die insgelijks daarin ervaren waren, boven, en zwom naar het kaperschip toe, maar het scheepsvolk, even als waren het woeste en wreede tijgers, stiet en sloeg die ongelukkigen van boord, tot dat het grootste gedeelte verdronken of doodgeslagen was. Dit afgrijsselijk schouwspel duurde langer dan een uur. Daar Bleek, die goed Fransch sprak, en Roomschgezind was, onder zijn bidden en smeken om lijfsgenade, alle de hem bekende Heiligen aanriep, scheen zulks de versteende harten van deze monsters te vermurwen, en hen te bewegen, om hem, benevens nog twee of drie anderen, uit het water op te nemen, en van eene anders gewisse dood te redden. Aldus te naauwernood het leven van die hachlijken togt afgebragt hebbende, kwam hij naakt en berooid te 's Gravenhage terug, waar hij ditmaal slechts kort verbleef, en, geenszins door zijnen rampspoed afgeschrikt, weldra de reis naar Engeland hervatte. Hier bleef hij tot in 1705, wanneer hij op nieuw naar Holland overstak, en ditmaal wel een jaar te 's Gravenhage vertoefde, gedurende welke tijd hij een uitmuntend schoorsteenstuk voor den Griffier Fagel schilderde, en eenige portretten die uitgelezen schoon waren; hierop ging hij Londen weder opzoeken, en deed nogmaals, doch voor de laatste maal een reis naar 's Gravenhage, waar hij ditmaal vele portretten schilderde, en onder anderen dat van den kunstschilder Roepel, hetwelk buitengemeen wel getroffen, en in alle deelen uitmuntend schoon uitviel, hoewel zich het origineel in het geheel niet voordeelig voor een kunstenaar opdeed.
Eindelijk vertrok Bleek met zijn geheele gezin naar Londen, waar hij tot zijne dood toe verbleef, en in het jaar 1727 nog leefde, zijn penseel verschafte hem daar ruime bezigheid, en hij had veel te doen met portretschilderen, zoodat hij ruim zijn bestaan vond, terwijl hij het geen zijn noeste ijver hem bezorgde, spaarzaam verteerde. Behalve twee dochters, toen reeds uitgehuwd, had hij nog een zoon die volgt.
Richard Bleek wiens beeldtenis voorkomt bij van Gool, Nieuwe Schouwb. der Nederl. Kunsts. en Schilder. D. I. bl. 374. leefde zeer ingetogen, zag weinig menschen, en kwam op geene gezelschappen, dan alleen, daar hij een groot liefhebber en kunstig beoefenaar der muzijk was, op een wekelijksch concert; en niettegenstaande zijne huisvrouw, door haar wrevelig en norsch humeur, zijn leven in geenen deele vervrolijkte, droeg hij deze vreesselijke huisplaag met geduld, en kon zich onder zijne kinderen vermaken, met een vrolijk deuntje te spelen. Voorts was hij bij uitstek naarstig en spaarzaam, daarbij een braaf mensch, die door allerlei geoorloofde middelen het welzijn van zijn huisgezin trachtte te bevorderen.
Zie van Gool, Nieuwe Schoub. der Nederl. Kunsts. en Schilder. D. I. bl. 374-378; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts.