Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk

[Hendrik van Biesten]

BIESTEN (Hendrik van), Orateur in het klooster der Minderbroeders te Amsterdam, waar hij even als alle R.K. Geestelijken dier stad, den 26 Mei 1578 werd uitgeleid, is de schrijver van een zonderling dichtstuk, met het opschrift:

Liedehen op het jaer 1572, als Hollandt af-viel alleenlyck van de Vorsten van den Coningh gesonden, uytghenomen Amsterdam alleen. Ghemaecht door Broer Hendr van Biesten, wijlen Orateur in het convent van de Minre-broeders binnen Amsterdam.

Op de weys: van den Slagh van Munster.

Ofte: Het voer een Buys al uyt Schiedam.

Ofte: Te Maey, als alle de vogheltjens singen.

[p. 532]

gedrukt achter:

Opcomste der Nederlantsche Beroerten... Dit is nu het seventighste jaer, Door Eenen Liefhebber des Waerheydts en der zielen Saligheydt, Munster 1642. 8^o, en mede voorkomende bij Le Long, Reformatie van Amsterdam bl. 541-543.

Zie Kok, Vaderl. Woordenb. D. III. bl. 878-879; Algem. Konst. en Letterb. voor 1834. D. I. bl. 444 en 445, D. II. bl. 223; de Wind, Bibl. der Nederl. Geschied. D. 591 en 592.