Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willem de Beveren]BEVEREN (Willem de)Ga naar voetnoot(1), zoon van Hendrik de Beveren en Florentia van den Tijmpel, in 1365 Lid der Regering te | |
[pagina 480]
| |
Dordrecht, en in 1395 wegens die stad ter dagvaart te 's Gravenhage, was mede een der Gemagtigden om de vrede te bewerken tusschen Hertog Aalbrecht van Beijeren, en zijnen zoon Willem Graaf van Oostervant. Hij was getrouwd met Geertruid van Genderen, en lict eenen zoon na, Daniel de Beveren, benevens eene dochter Zoete de Beveren, die in 1432 Mater en Nonne in het Klooster van St. Marienborn te Dordrecht was. Hij had tot wapen een veld van keel, met eenen balk van zilver, beladen met eenen bever van sabel, met eene kroon en klaauwen van goud. Zijne zinspreuk was die van zijn geslacht: Per mare, per terras (Ter Zee en te Lande).
Zie Balen, Beschrijv. van Dord., bl. 953; van Leeuwen, Batavia Illustrata, bl. 864 en 865; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb. |
|