Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 475]
| |
verwisselde de naald met het penseel. In 1671 geraakte hij bij den Schilder Willem van Drillenburg, en vorderde zoo spoedig in de kunst, dat hij reeds in 1672 vrij aardige landschapjes in den trant van zijnen meester schilderde. Vervolgens begaf hij zich tot het schilderen van portretten, daar hij ook vrij wel in slaagde; verliet zijne vaderstad, en toog naar Amsterdam, waar hij een zilversmids-dochter trouwde. Beurs zou het ongetwijfeld ver hebben gebragt, ware het niet, dat hij zijne, tot nu naarstige, en ingetogen levenwijs had vaarwel gezegd, om zijne meeste tijd in kroegen en kitten door te brengen, dit slordig gedrag, hetwelk zijne kas uitputte, deed hem Amsterdam verlaten, en zich naar Groenlo begeven, alwaar hij zich aan het bloemschilderen begaf, en zich verder geneerde met de jeugd in de teekenkunst te onderwijzen. Hier schreef hij ook een werkje onder den titel van: De groote Wereld in 't klein geschilderd, handelende over de vermengingen en behandelen der bijverwen, Amst. 1692. 8o. Nog vinden wij van hem vermeld: Over de Hoofdverwen en haar tempering, Amst. 1692. 8o. De tijd van zijn overlijden vindt men niet opgeteekend.
Zie van Abcoude, Naamr. van Nederd. Boeken, D. I. St. I en III, Houbraken, Schouwb. der Schild. D. III. bl. 354-356; Chalmot; Biogr. Woordenb.; Biogr. Univ.; Immerzeel, Levens en werken der Kunsts. |
|