[Niklaas van Berk]
BERK (Niklaas van), lid der Regering van de stad Utrecht, was ten tijde van Leycester buiten bewind geraakt; naderhand hersteld zijnde, was hij in 1608 een der gemagtigden, om in 's Gravenhage, met Spinola en de vier andere Spaansche Gezanten, over het sluiten van eenen vrede of een bestand te handelen; in 1611 werd hij uit het lid der Gekozenen ontslagen, en sedert buiten bewind gehouden, tot in 1618, wanneer Prins Maurits, na het afdanken der Waardgelders, bij de groote verandering in de Regering van Utrecht, hem in plaats van Justus van Rijgersburg tot Burgemeester aanstelde. In het jaar 1619 werd van Berk onder de beschuldigers gesteld, die tegen Oldenbarneveld en Uytenbogaard getuigden; dan deze laatste heeft hem op de voldoendste wijze wederlegd, en middagklaar getoond, dat Berk zich zelven heeft tegengesproken. Hij overleed in 1620 en liet bij zijne huisvrouw Barbara van Warmeloo geene kinderen na.
Zie de Groot, Nederl. Hist. bl. 555; Brandt, Historie der Reformatie, D. III. bl. 391 en 392, Wagenaar, Vaderl. Hist., D. IX. bl. 321, D. X. bl. 234 en 349-352; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.