[Eiso Bergsma]
BERGSMA (Eiso), zoon van Willem Bernardus Bergsma en van diens eerste vrouw, Lucia Scheltema, geboren te Leeuwarden, den 20 Maart 1786, trad in krijgsdienst als Kadet bij het 3e bataillon der 4e halve brigade en werd, als zoodanig, op de kadettenschool te Zutphen onderwezen. Hij werd den 20 Julij 1804 extra ordinair Ingenieur en den 8 Augustus 1808 Eerste Luitenant bij het Regiment te voet van het Koninklijk korps der Artillerie en Genie, waarmede hij in 1809 den veldtogt in Zeeland bijwoonde. Bij de vereeniging van Holland en Frankrijk werd hij, den 23 Junij 1810 geincorporeerd als Luitenant bij het Keizerlijkkorps der Genie. Den 1 Julij 1811 bevorderd tot eersten Kapitein bij de 4e compagnie van het 5e bataillon Sappeurs en den 1 Januarij 1811 aangesteld als 2en Kapitein, bij den staf van het korps der Genie, maakte hij in 1812 en 1813 den veldtogt in Duitschland mede en kreeg zijne bestemming naar Dantzig, waar hij gedurende het beleg verbleef. Na den overgang der vesting Dantzig werden de Franschen gevangen genomen en konden de Nederlanders naar hun land terugkeeren. Den 2 Januarij ging hij op marsch, ter begeleiding van een detachement troepen naar het vaderland, waar hij in Maart aankwam. Den 16 van dien maand werd hij als Tweeden Kapitein-Ingenieur bij het Nederlandsche leger geplaatst, bij het welk hij den 16 Augustus 1817 tot Eersten Kapitein-Ingenieur bevorderd werd. Aan hem werd opgedragen het bouwen van het fort te Dinant waarvoor Z.M. den Koning den 12 Mei 1823 hem tot Ridder van de Militaire Willemsorde der 4e klasse benoemde. Daarna werd hij belast met de inrigting van het gebouw voor militaire akademie te Breda. Den 16 Augustus 1829 tot Majoor-Ingenieur benoemd, en den 15 April 1830 overgeplaatst bij het korps Mineurs en Sappeurs, bevond hij zich na den opstand in Belgie, van 1830-1834 in de vesting Maastricht en werd, krachtens afzonderlijk besluit des Konings van 10 September 1831,
eervol vermeld op de legerorde. Den 19 Februarij 1835 benoemd