en naauwkeurig onderwees, bragt zijne begaafde leerlinge binnen eenige jaren zoo ver, dat zij bereids niet weinige Sonaten van Haydn, Mozart, Clementi en anderen, met veel vaardigheid en naauwkeurigheid kon voordragen, waarna hij dan ook zijne lessen staakte.
Van nu af aan was onze jonge klavierspeelster, gedurende onderscheidene jaren, uit gebrek aan eenen bekwamen leermeester, aan zich zelve overgelaten. Doch de ijver om vorderingen te maken, welke gewoonlijk met het genie vereenigd is, en de liefde voor de kunst, namen zoodanig toe, dat zij onmogelijk bij het reeds geleerde zou hebben kunnen blijven stilstaan. Integendeel hield zij zich bezig met de studie der kunstwerken van nieuwere tijd, welke haar door deskundigen werden aanbevolen.
Hare ouders, die ook veel gevoel voor de toonkunst hadden, en het genie hunner dochter gaarne den vrijen loop wilden geven, stoorden haar in hare studiën niet. De vlijt der werkzame klavierspeelster werd dan ook weldra beloond: Ferdinand Ries, namelijk, werd haar leermeester. Alles wat men van het onderwijs van eenen zoo grooten leermeester, en van eene zoo leergierige en vlijtige leerlinge verwachten kon, werd vervuld. Zij werd tot eene groote virtuose gevormd. zoodat men haar reeds te dier tijd in meer dan eene stad in Duitschland, waar zij zich met de voortreffelijkste werken van Beethoven en Eberl openlijk liet hooren, onder de grootste klavierspelers rangschikte. De bijval, welke haar van alle kanten ten deel viel, was onbeschrijfelijk, en had eene zoo jonge kunstenaresse ligtelijk tot laatdunkendheid en verachting van anderen kunnen vervoeren: maar haar goede inborst beschermde haar, en zij beschouwde de hulde, welke men haar in zoo ruime mate toebragt, slechts als een prikkel, om haar tot verderen ijver aan te sporen, daar zij zelve zeer wel wist, wat haar nog overbleef te verrigten, om den naam van kunstenares ten volle waardig te worden. Van nu af aan vestigde zij haren werkzamen geest op de studie der theorie, en genoot van den Kapelmeester Burgmüller onderwijs in de regelen der compositie. Door goed onderwijs, vlijt en volharding, bereikte zij hierin haar doel, en de vruchten van haren scheppenden geest werden reeds toen, in onderscheidene voortreffelijke sonaten, variatiën en liederen bewonderd.
Met deze buitengewone bekwaamheden uitgerust, begaf zij zich door hare ouders vergezeld, in het jaar 1811 naar de Nederlanden op reis, gaf in Amsterdam een concert, en koos 's Gravenhage tot hare verblijfplaats. Hier leefde zij nu onderscheidene jaren zeer afgezonderd en stil, en besteedde haren tijd aan het bestuderen der oude en hedendaagsche klassieke werken, terwijl zij eenige uren daags aan het geven van onderwijs toewijdde. Meermalen trad zij hier ook als soliste in de concerten op, en droeg dan de werken van Mozart, Beethoven, Carl Maria von Weber, Ries, Field en anderen, tot bewondering en genoegen van