Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 365]
| |
onderwijs van Petrus Paulus Rubbens te doen genieten, waarvan hij geen der geringste leerlingen werd. Matthys had een vaste hand van teekenen, en was onophoudelijk bezig, zelf tot in zijn ouderdom, met naar het leven en de beste schilderijen die hem voorkwamen te teekenen. Doch zijn vernuft door het gestadig navolgen van anderen, als het ware stomp geworden, verstrekte tot een beletsel, om iets van eigen vinding te vervaardigen; immers men vindt wel van hem een overvloed van kunstige namaaksels, maar zelden een stuk van eigen ordonnantie. Veel malen teekende hij het afbeeldsel van zijnen vader, in allerlei stand en kleeding, waarvan sommige teekeningen onder de kunstminnaars berusten. Hij werd den 1 Augustus 1646 broeder van het St. Lukas-gilde te Alkmaar, en overleed aldaar in 1687.
Zie Houbraken, Schoub. der Nederl. Konsts., D. II. bl. 15 en 16; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woorderb.; Kok, Vaderl. Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Biogr. Nation.; Immerzeel, Levens en Werken der Kunsts. Biogr. Univers. |
|