Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jonkheer Frans Ernst Berg]BERG (Jonkheer Frans Ernst) van Middelburg, jongste zoon van den voorgaande, uit diens tweede huwelijk met Jeanne Arendine Changuion, geboren te Amsterdam, den 8 Januarij 1803, maakte zich de voordeelen eener beschaafde en geletterde opvoeding, welke hem in ruime mate mogten te beurt vallen met ijver en het beste gevolg ten nutte. Reeds vroeg muntte hij onder de kweekelingen der Doorluchtige school van zijne geboortestad uit, en gaf in het jaar 1822 eene schoone proeve van zijne vorderingen in de kennis der oude letteren en der regtsgeleerdheid, door de openbare verdediging van zijne verhandeling over den regtsgeleerde naar het gevoelen van Cicero.Ga naar voetnoot(1) Sedert leidde hij zich meer en meer op het volkenregt en de staatkundige geschiedenis, als de vakken zijner keuze, toe. Op den 2den December 1824, verkreeg hij aan de Utrechtsche Hoogeschool den welverdienden eeretitel van Doctor in de beide regten, na het verdedigen van zijne keurig bewerkte verhandeling over de Verdragen van Bescherming uit de Geschiedenis, en het Staats- en Volkenregt opgehelderd.Ga naar voetnoot(2) De regtspraktijk, tot welker oefening hij zich eerlang in zij ne geboortestad nederzette, nam hij met ijver waar. Hij zocht daarin echter minder een middel van bestaan, dan eene gelegenheid om zijne verkregene kundigheden ten algemeenen nutte aan te wenden. Doch de zwakke staat zijner gezondheid verwijderde hem spoedig van de pleitzaal, waarin anders zijne scherpzinnigheid en regtskennis hem, buiten twijfel, op den duur eene eervolle plaats zouden verzekerd hebben. Zij belette hem echter niet, om zijne letteroefeningen ijverig voort te zetten, en in onderscheidene betrekkingen zoo veel nut te stichten, als in zijn vermogen was. Zoo mogt de plaatselijke schoolcommissie te Amsterdam, hem een geruime tijd achtereen, onder hare kundigste en werkzaamste leden tellen. Ook deelde hij de vruchten zijner geleerde nasporingen gaarne mede in de verschillende letterkundige genootschappen, binnen die handelstad gevestigd. Twee der vele daar gehoudene verhandelingen, met name zijne Vergelijking tusschen de Pheniciërs en Hollanders, en zijn vertoog over den invloed der Vaderlandsche Geschiedenis op het Nederlandsche Staatsregt, zijn in het Magazijn voor Wetenschappen, Kunsten en Letteren van den Hoogleeraar van Kampen, door den druk gemeen gemaakt,Ga naar voetnoot(3) en kunnen, nevens zijne beantwoording der vraag: in | |
[pagina 363]
| |
hoe verre, volgens de jongste verdragen, de onzijdige vlag de waar dekt, in de Bijdragen tot regtsgeleerdheid en wetgeving, van de Hoogleeraren Mr. C.A. den Tex en Mr. J. van Hall geplaatst,Ga naar voetnoot(1) ten bewijze van zijne onafgebrokene werkzaamheid strekken. Daarvan gaf hij mede blijk in twee verhandelingen, welke door het Provinciaal Utrechtsche genootschap van kunsten en wetenschappen achtereenvolgens met het goude eeremetaal bekroond werden. De eerste aan welke, in den jare 1827, de uitgeloofde eerepenning werd toegewezen, diende tot antwoord op de vraag, vorderende, eene opgave der redenen en omstandigheden, welke de afschaffing van de Kaapvaart doen wenschen; vervolgens een onderzoek naar derzelver mogelijkheid en gepastheid; en, deze betoogd zijnde, eene aanwijzing, op welke wijze, onder welke voorwaarde en met welke bepalingen dat gewenschte doel zou kunnen bereikt worden. Het antwoord op deze belangrijke vraag, kwam in het jaar 1828, onder den titel: Verhandeling over de afschaffing der Kaapvaart, te voorschijn. Niet minder roem behaalde Berg, door zijne beantwoording van eene andere vraag, later door het zelfde genootschap uitgeschreven: Welken invloed had het Hanzeeverbond op den voortgang; de vertraging en de voorwerpen van den Nederlandschen handel? In welke betrekking stonden onze Koopsteden tot het Verbond, en gedurende welken tijd? Zijn antwoord op deze veelomvattende vraag, in Maart 1843 naar verdienste met goud bekroond, en nog in den loop van het zelfde jaar in het licht gegeven, beveelt zich niet slechts door bondigheid en volledigheid van inhoud, rijkdom van geschiedkundige kennis en oordeelkundige behandeling des onderwerps maar ook door keurigheid en levendigheid van stijl en voordragt op het gunstigst aan, en is in alle opzigten geschikt om zijne letterkundige roem tot de laatste nakomelingschap over te brengen. Behalve de gezegde Verhandelingen bestaat er nog van zijne hand eene beoordeeling van A Digest of the Lands of the United States, including an abstract and the judicial decisions relating to the constitutional and statutary sun. With notes explicatory and historical, bij Thomas F. Gordon, Philadelphia 1827, in de meergenoemde Bijdragen tot Regtsgeleerdheid, welke mede van 's mans regtsgeleerde kennis de doorslaandste blijken draagtGa naar voetnoot(2). Het schijnt dat Berg ook het voornemen had opgevat om zijne krachten aan het schrijven van eene Algemeene Geschiedenis van Handel en Zeevaart te beproeven, doch zijne vroegtijdige dood belette hem dit plan ten uitvoer te brengen. Reeds sedert eenige jaren was zijne gezondheid aan het wankelen; eene reis tot herstel daarvan, in het laatst van 1831 | |
[pagina 364]
| |
ondernomen, naar de zoeler luchtstreek van Italië en bijzonder zijn verblijf aldaar gedurende omtrent acht maanden, had tot verbetering veel bijgedragen; doch later verhieven zich de vroegere aanvallen, en hij nam in October 1833 het besluit, weder de reis derwaarts aan te nemen, om niet terug te keeren dan volmaakt hersteld; doch dit mogt hem niet gebeuren, want hij bezweek den 8 Januarij 1834 te Nizza, onder het geweld zijner kwaal. Bij liet bij zijne echtgenoote Margaretha Dedel, kinderen achter.
Zie Algem. Konst en Letterb., 1827 D. II. bl. 89, 90 en 137, 1828 D. II. bl. 21, en 1833 D. II. bl. 77 en 78; Den Tex en van Hall. Bijdr. tot Regtsgel. en Wetgev., D. VIII. bl. 164-168, en vooral M. Siegenbeek, in de Handel. der Jaarl. Vergad. van de Maats. der Nederl. Letterk. te Leiden, gehouden den 19 van Zomermaand 1834, bl. 33-39, dien wij hier grootendeels gevolgd zijn. |
|