Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 360]
| |
Zenderen, onder Borne, leefde; zich tijdens de Spaansche onlusten aldaar schuil hield; in 1626, toen Oldenzaal door Graaf Ernst Casimir was ingenomen, zich als Doopsgezinde openbaarde en de stamvader van het geslacht der Hulshoffs geweest is; welke naam ontleend is van het erf Hulshoff, halverwege Borne en Almelo, dat Berend Hendriks later gekocht heeft. Hendrik Berends was van zeer goede geestvermogens, zoodat hij het landmeten door eigen oefening leerde. Even als zijn vader Doopsgezind zijnde, werd hij omstreeks 1690 tot Oudste bij de Oude Vlamingen aangesteld. In die betrekking deed hij twee reizen naar Polen en Poolsch Pruissen, inzonderheid naar Dantzig, ten einde aldaar den Doop en het Avondmaal toe te dienen. Eene dier reizen deed hij in 1719, bij welke gelegenheid hij te Dantzig 31 aankomelingen doopte; de verkiezing van twee Dienaars in het woord bestuurde; zekere tegen eenen Broeder gerezene zwarigheid uit den weg ruimde, als mede het Avondmaal en de Voetwasschig bediende. Na eene afwezigheid van 12 weken, kwam hij van deze reis, met zijnen broeder Arent Berends, terug. Van hem wordt getuigt, dat hij een zeer ijverig en welsprekend man en een beroemd Oudste onder de Doopsgezinde Oude Vlamingen is geweest. Hij overleed hoog bejaard, in 1745, te Borne, werwaarts hij van Zenderen vertrokken was.
Zie Blaupot ten Cate, Geschied. der Doopsgez. in Gron., Overijssel en Oostfriesl., D. I. bl. 18, 19, 111, 130, 143 en 156. |
|