[Loeff Berchmaker]
BERCHMAKER (Loeff) of Bergmaker, werd in 1455 Raad der stad Utrecht, en nam een groot deel aan de woelingen die destijds Utrecht beroerden. Reeds in het volgende jaar ontweek hij als aanhanger van David van Bourgondië, de stad en werd, ingedaagd en niet verschenen zijnde, Dingsdags na Pinksteren op doodstraf daaruit gebannen. Ingevolge den zoen, welke den 17 September van dat jaar, tusschen David van Bourgondië en Gijsbrecht van Brederode, getroffen werd, bekwam hij weder vrijheid om in de stad terug te komen, mits behoorlijk oirvede doende, welke oirvede hem echter in 1469 werd kwijtgescholden, terwijl hij tevens zijn burgerregt terug bekwam en hem vergund werd in zijn gilde te mogen medestemmen. In 1479 werd hij weder Raad, waartoe hij den 24 Februarij 1481 nogmaals buitenstijds gekozen werd in plaats van Jan Buitendijck, die toen uit de Regering gezet was. Toen in het jaar 1481 de stad Utrecht, op hare eigen kosten, veel volk in dienst nam, ten einde zich te verweren tegen Maximiliaan, Aartshertog van Oostenrijk, die Bisschop David te hulp trok, trad hij ook met eenig voetvolk in soldij der stad. Doch wat daarvan het gevolg was of welke lotgevallen hij verder had vindt men niet vermeld.
Zie Burman, Utr. Jaarb., D. II. bl. 289, 312, 331, D. III. bl. 299, 469 en 516.