Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 348]
| |
in Indië en bewees den lande door overwinningen, zoowel in het Oosten als in het Westen, en door het uitbreiden der aardrijkskundige kennis groote diensten. Na den dood van Willem van Nassau, Graaf van de Lek, in 1627, werd hij Vice-Admiraal van Holland en West-Friesland. Reeds het volgende jaar werd hij met Quast en Willem Melckman tegen de Duinkerkers uitgezonden, die sedert het einde van het twaalfjarig bestand zeer vele koopvaarders hadden genomen In Augustus viel tusschen de Spanjaarden en Nederlanders een hevige strijd voor, waarin de laatsten de overwinning behaalden. Misschien was het wel in dien slag dat Berchem door twee schepen overmand, de lont in het kruid gestoken heeft, zoodat de drie schepen in de lucht sprongen, waarbij hij echter als door een wonderwerk ontsnapte. Het is wel te bejammeren, dat wij van dit heldenfeit slechts kennis dragen, door een gedicht van den Deventer Predikant Arnold Moonen (die hem echter verkeerdelijk Willem noemt)Ga naar voetnoot(1). Den 19 Julij 1638 treffen wij hem weder met vijf Staatsche schepen voor Ostende aan, ten einde de Spaansche schepen te beletten die haven uit te loopen. De Admiraal Maarten Harpentsz. Tromp, die voor Duinkerken had gelegen en niet van daar was geweken, voor hij door weder en wind daartoe genoodzaakt was, beschuldigde Berchem, op het einde van dat jaar, dat hij zonder nood zijnen post voor Oostende verlaten had, om binnen te loopen. Berchem werd alzoo aangeschreven om zich te komen verantwoorden; doch onpasselijk zijnde, verschoonde hij zich van te 's Gravenhage te komen; tevens aanbiedende om zich door eenen Prokureur te doen regtvaardigen. Onaangezien dat aanbod werd er krijgsraad over zijne zaak gehouden en hij van zijn onder-Admiraalschap ontzet. Of hij later weder in dienst gekomen zij, blijkt niet, maar hij mogt eenen hoogen ouderdom bereiken, daar hij den 30 Mei 1653 te Doesburg stierf, waar hij in de St. Martens kerk naast zijne huisvrouw Anna Hunthumer begraven werd alwaar zijne grafzerk nog aanwezig is. Zie Aitzema, Saken van Staet en Oorl., D. II. bl. 555; (J. van den Sande,) Het Leven van Fred. Hendr. Prins van Oranje, D. II. bl. 193 en 197; Nijhofs, Bijdr. voor de Vaderl. Geschied., D. VIII. aflev. IV. |
|