[Alexander Bentinck]
BENTINCK (Alexander), een zoon van den voorgaande, werd, na de dood van zijnen vader, in 1646, Heer van Aller en Berrinkhuizen, vervolgens Burgemeester en Hoogschout van Arnhem, in welke hoedanigheid hij het voorstel in 1675 aan de Regering van die stad deed: ‘om den Prins van Oranje en deszelfs mannelijke nakomelingen, uit erkentenis zijner uitstekende diensten, de Hooge Regering des Furstendoms Gelre en des Graafschaps Zutphen aan te bieden onder den titel van Hertog van Gelder en Graaf van Zutphen’; en ofschoon dit voorstel door een eenparig besluit op den 29 Januarij des genoemden jaars door de Staten van Gelderland werd goedgekeurd, had dit echter geene andere gevolgen, dan dat de Prins, na hierop het goeddunken van de Staten der andere Provinciën te hebben ingewonnen, den 20 Februarij in de Staatsvergadering te Arnhem gehouden, daarvoor heuschelijk bedankte, met betuiging van zijne hartelijke deelneming voor het blijk van achting en vertrouwen. Belangrijk waren de raadplegingen hierover. Alexander huwde met Anna Peinse van der Aa, en verwekte bij haar twee zonen. Zijne huisvrouw stierf den 1 Junij 1678, en hij volgde haar omtrent drie jaren later, den 16 Junij 1681 ten grave.
Zie van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb.; Wagenaar, Vaderl. Hist.. D. XIV, bl. 347; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.