Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Simon van Beaumont]BEAUMONT (Simon van), geboren in 1641, een kleinzoon van den voorgaande en zoon van Herbert van Beaumont, Pensionaris der stad Dordrecht en later Secretaris der Staten van Holland en West-Friesland, en van Elisabeth de Jonge. Hij werd in het jaar 1666 zijnen vader in diens betrekking van Secretaris der Staten als hulp toegevoegd, en in 1673 als Mede-Secretaris aangenomen, komt hij spoedig alleen als Secretaris voor. In 1673 handelde hij als Gezant wegens dit Gemeenebest aan het Hof te Koppenhage, terwijl Willem van Haren, Grietman van het Bilt, in die zelfde hoedanigheid naar Zweden werd gezonden. Het oogmerk van deze bezendingen was, om de beide Noordsche kroonen te bewegen, tot het sluiten van een verbond, hetwelk inzonderheid Engeland tot vreedzame gedachten brengen moest, doch Zweden was te diep met Frankrijk ingewikkeld, om naar de voorslagen der Staten te luisteren, alleen had men den tweeden Mei van dat jaar, te 's Gravenhage een verbond getroffen met dit rijk, waarbij eenige punten van koophandel geregeld werden, maar met Denemarken, sloten de Staten een verbond van onderlinge bescherming, hetwelk den 20ste Mei te Koppenhage werd geteekend. In het jaar 1616 werd hij als Secretaris van Staat, benevens Franco van der Goes, Burgemeester van Delft, en Adriaan Baert, Pensionaris van Alkmaar, gelast tot het bezegelen der papieren van Amsterdam, benevens die van haren Pensionaris Hop, gemagtigd. Beaumont was een werkzaam staatsman en van het grootste gezag en invloed bij ongelijke tijdsomstandigheden, in welken hij zich echter meesterlijk wist staande de houden. De groote Simon van Slingeland, de zoon zijner zuster, was zijn leerling in staatszaken. De tijd die hij niet aan zijne ambtsbezigheden besteedde, wijd de hij aan de beoefening van de kruidkunde toe. Daar hij veel liefhebberij had in het aankweeken van vreemde gewassen, en zeer rijk was, spaarde hij noch moeite noch tijd om den tuin, dien hij te 's Gravenhage bezat, te verrijken. Kiggelaar deed de schatten, welke die tuin bevatte, kennen, door er in 1690 eene Catalogus van uit te geven. De hortus medicus te Amsterdan ontleende daaruit, volgens het getuigenis van Crommelin, de ende Catalogus van opmaakte, eene grooten rijkdom van planten. Linaeus spreekt in de voorrede van zijnen Hortus Cliffortianus net lof van Beaumont als hebbende veel bijgedragen tot de vooruitgag der kruidkunde, en tot het invoeren van vreemde planten in EuropaGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 222]
| |
Beaumont overleed den 8 Februarij 1686, en was bij Cornelia van Strijen, met wie hij den 10 Februarij 1667 gehuwd was, vader van acht kinderen; zijnde Catharina van Beaumont, geboren 9 December 1667, en gehuwd met Jacob Pietersz. van Cattenbroek; Isabella van Beaumont, geboren 8 April 1669, getrouwd met Mr. Pieter Hendrik Cloeck; Herbert van Beaumont, Raadsheer in den Hove van Holland die in 1730 ongehuwd overleed; Adriaan van Beaumont, geboren in 1674, en ongehuwd overleden in 1727; Simon van Beaumont, jong overleden; Simon van Beaumont, Ontvanger van de Convoijen en Licenten te 's Hertogenbosch, ongehuwd overleden in 1720; Mr, Philip Quiryn van Beaumont, geboren in 1676, Raad en Pensionaris te Delft, overleden 23 Junij 1728, en Arnoldina Cornelia van Beaumont, geboren in 1685, en gehuwd in 1722 met Jan Frederik Baron van Friesheim, Luitenant-Kolonel der Infanterie.
Zie Balen, Beschrijv. van Dordr., bl. 936, Négociations de Mons. le Comte d'Avaux en Hollande, Tom. II. pag. 98 et suiv.; Valkenier Verwerd Europa, D. II. bl. 161, en Copye van de Memor., bl. 31-40; van Loon, Nederl. Historip.; D. III, bl. 124; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. XIV, bl. 273 en 274, D. XV. bl. 185; Kok, Vaderl Woordenb.; Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.; en vooral Tideman, Inleid. voor de Gedichten van S. van Beaumont, bl. XIV; Algem. Konst. en Letterbode voor 1845, D. II. bl. 341-346 en 354-357. |
|